200903656/1/M3.
Datum uitspraak: 17 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Heerhugowaard,
2. [appellant sub 2], wonend te Heerhugowaard,
3. [appellant sub 3], wonend te Heerhugowaard,
4. [appellant sub 4], wonend te Heerhugowaard,
5. [appellant sub 5], wonend te Heerhugowaard,
appellanten,
de raad van de gemeente Heerhugowaard,
verweerder.
Bij besluit van 24 maart 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Oosttangent tussen Rustenburgerweg en Beukenlaan" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2009, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 juni 2009, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 juni 2009, [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juni 2009, en [appellant sub 5] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juni 2009, beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 5 juli 2009. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 13 juli 2009. [appellant sub 4] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 14 juli 2009. [appellant sub 5] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 23 juli 2009.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 januari 2011, waar [appellant sub 1], in persoon, [appellant sub 2], in persoon, [appellant sub 3], in persoon, [appellant sub 4], vertegenwoordigd door mr. R.G.M.F. [appellant sub 4], en [appellant sub 5], in persoon en bijgestaan door mr. R.H.A. ter Huurne, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door H.M. Rood, J.W. de Boer, A. Kögeler, drs. P.J.M. Rentinck, ing. M.J. Ippel, B. Klijn en D.J. Kooij, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 23 maart 2011, nr.
200903656/1/T1/M3heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 13 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 24 maart 2009 te herstellen.
Bij brief van 25 mei 2011, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2011, heeft de raad te kennen gegeven het gebrek in het besluit van 24 maart 2009 door aanvulling van de motivering te hebben hersteld.
Bij brief van 27 mei 2011 zijn [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. Door [appellant sub 2] is bij brief van 20 juni 2011 mede namens [appellant sub 1] een zienswijze naar voren gebracht. Door [appellant sub 5] is bij brief van 24 juni 2011 een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
2.1. De Afdeling heeft bij de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 24 maart 2009, in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, niet berust op een deugdelijke motivering. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad door middel van een compensatieplan noch anderszins aangetoond dat het verlies van een deel van de ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS) naar behoren zal worden gecompenseerd, en evenmin inzicht geboden in de wijze waarop en de termijn waarbinnen compensatie zal plaatsvinden. De Afdeling heeft de raad opgedragen om:
- met inachtneming van overweging 2.3.4 van de tussenuitspraak het besluit van 24 maart 2009 alsnog toereikend te motiveren, of zo nodig het bestreden besluit te wijzigen dan wel in plaats daarvan een ander besluit te nemen. In het laatste geval dient het nieuwe besluit of wijzigingsbesluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden;
- de Afdeling de uitkomst mede te delen.
2.2. De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak op 24 mei 2011 de toelichting bij het bestemmingsplan aangevuld. De voorgenomen uitvoering van de natuurcompensatie wordt beschreven in een bij de toelichting gevoegd compensatieplan en een door de gemeente Heerhugowaard en de provincie Noord-Holland gesloten compensatieovereenkomst. Volgens deze documenten bedraagt het areaal dat verloren gaat in de Waarderhout ongeveer 3 hectare. Het voor compensatie benodigd oppervlak is, gelet op de voor de vervangende kwaliteiten benodigde ontwikkeltijd van 5 - 25 jaar, vastgesteld op 4,5 hectare. De compensatie zal volgens het plan plaats vinden door de inrichting als natuur- en recreatiegebied van een tweetal aan de Waarderhout grenzende percelen, thans in gebruik als landbouwgebied, van respectievelijk 0,97,60 en 1,30,60 hectaren. Deze percelen zal de gemeente Heerhugowaard aankopen en inrichten. Daarnaast zal de gemeente Heerhugowaard in samenwerking met de provincie Noord-Holland investeren in natuurontwikkeling in de Smuigelpolder, langs de ecologische verbindingszone Omval-Kolhorn. De provincie heeft daar percelen in eigendom, waar deels door de provincie deels door de gemeente Heerhugowaard natuur zal worden ontwikkeld. Het door de gemeente Heerhugowaard te ontwikkelen gedeelte heeft een oppervlak van 2,21,80 hectare. Volgens de raad zal aldus een robuustere ecologische verbindingszone worden gerealiseerd.
2.3. [appellant sub 2] betoogt dat de gevolgde procedure, waardoor de raad alsnog een compensatieplan mag indienen, meebrengt dat het compensatieplan niet dezelfde procedure heeft gevolgd als het bestemmingsplan zelf. Daardoor krijgen alleen appellanten de gelegenheid hun zienswijzen op het compensatieplan te geven. Volgens [appellant sub 2] dienen alle burgers en belanghebbenden die gelegenheid te krijgen, temeer daar het grootste deel van de compensatie zal plaatsvinden in de Smuigelpolder, een gebied dat kilometers verwijderd ligt van de Waarderhout in een geheel ander deel van Heerhugowaard. Omwonenden aldaar worden nu geconfronteerd met een onverwachte bestemmingsplanwijziging waarop zij geen invloed meer kunnen uitoefenen, aldus [appellant sub 2]. Volgens hem kunnen als gevolg daarvan derden onevenredig worden benadeeld.
2.3.1. Het compensatieplan en de compensatieovereenkomst maken duidelijk op welke wijze de raad voornemens is het verloren areaal van de EHS te compenseren. Voor zover daarvoor wijzigingen van bestaande bestemmingen nodig zijn, zal daarvoor nog een daartoe strekkend bestemmingsplan moeten worden vastgesteld. Belanghebbenden kunnen tegen het besluit tot vaststelling daarvan rechtsmiddelen aanwenden. Gelet hierop bestaat naar het oordeel van de Afdeling geen reden onevenredig nadeel voor belanghebbenden aannemelijk te achten.
2.4. [appellant sub 5] betoogt dat de compensatieovereenkomst van de zijde van de gemeente Heerhugowaard mogelijk niet rechtsgeldig is ondertekend. Volgens hem wordt verwezen naar een besluit dat niet in de notulen van de vergadering van het college van burgemeester en wethouders is vastgelegd.
2.4.1. Het gestelde geeft geen aanleiding de aanvullende motivering ontoereikend te achten. Het betoog faalt.
2.5. [appellant sub 5] en [appellant sub 2] betogen in hun zienswijzen dat het compensatieplan niet in overeenstemming is met de "Beleidsregel compensatie natuur en recreatie Noord-Holland" (hierna: de Beleidsregel). Zij brengen in dit verband naar voren dat een van de aan de Waarderhout grenzende percelen vanaf de instelling van de EHS onderdeel is geweest van de EHS. Volgens de Beleidsregel kan het perceel in dat geval worden gebruikt voor compensatie, maar alleen als het eerst is ontgrensd en opnieuw begrensd. Volgens [appellant sub 2] is de onttrekking aan de EHS weliswaar ingebracht in de "Partiële herziening structuurvisie 2040", maar aangezien deze nog niet door provinciale staten van Noord-Holland is goedgekeurd, is het perceel nog steeds onderdeel van de EHS. Dit perceel kan volgens [appellant sub 2] daarom niet dienen als compensatie voor het verloren EHS-areaal in de Waarderhout. Per saldo zal een oppervlak ter grootte van het perceel verloren gaan voor de EHS en de natuur, aldus [appellant sub 2]. [appellant sub 5] betoogt dat het perceel weliswaar ontgrensd is, maar dat geen vervangend perceel is aangewezen.
[appellant sub 2] betoogt voorts dat de gemeente Heerhugowaard de in de Smuigelpolder gelegen percelen niet zal aankopen, maar slechts de inrichting en het onderhoud zal betalen. Het gebied had al een natuurbestemming en zou na het gereedkomen van de vernieuwde N242 toch al als natuur worden ingericht. Ook in dit opzicht wordt daarom volgens [appellant sub 2] niets toegevoegd, en vindt dus geen compensatie voor het in de Waarderhout verloren areaal plaats.
[appellant sub 5] betoogt dat ter voldoening aan de Beleidsregel een areaal van ongeveer 11 hectare nodig zou zijn. Dit omdat volgens hem ook rekening moet worden gehouden met de verbreding van de Oostertocht. Voorts is de benodigde periode voor vervangende kwaliteitsontwikkeling volgens [appellant sub 5] 25 - 100 jaar, hetgeen volgens de Beleidsregel een kwaliteitstoeslag van 2/3 extra areaal vergt, omdat de Waarderhout in 1986 is aangeplant, en de uitvoering van de compensatie in 2014 zal aanvangen.
Voorts betoogt [appellant sub 5] dat de kwaliteit van het bos en de recreatieve waarde van de percelen in de Smuigelpolder minder is dan het bos dat verloren gaat in de Waarderhout.
2.5.1. Zoals is overwogen in de tussenuitspraak is de raad aan beleidsdocumenten waarin provinciaal en rijksbeleid is neergelegd niet gebonden. Dat geldt ook voor de Beleidsregel. Uit de stukken leidt de Afdeling voor het bepalen van de omvang van de compensatie aansluiting heeft gezocht bij de Beleidsregel. Gelet daarop dient de Afdeling te beoordelen of de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de voorgenomen compensatie in overeenstemming met de Beleidsregel is. Ten aanzien van hetgeen [appellant sub 2] en [appellant sub 5] in hun zienswijzen daarover naar voren hebben gebracht overweegt de Afdeling als volgt.
De te compenseren aantasting van het EHS areaal is gevolg van de aanleg van de Oosttangent, niet van de verbreding van de Oostertocht. Hetgeen [appellant sub 5] naar voren brengt geeft in zoverre geen aanleiding voor de opvatting dat van een te klein areaal is uitgegaan.
[appellant sub 2] en [appellant sub 5] hebben niet aannemelijk gemaakt dat niet binnen 25 jaar natuurwaarden kunnen zijn ontwikkeld die kwalitatief overeenkomen met de verloren waarden in de Waarderhout. Het feit dat de Waarderhout op het moment dat met de uitvoering van de compensatie wordt aangevangen 28 jaar oud is brengt niet mee dat precies dezelfde periode noodzakelijk is om de verloren waarden in voldoende mate te vervangen.
De aan de Waarderhout grenzende percelen zijn thans geen natuurgebied. Door de inrichting als natuurgebied wordt derhalve natuur toegevoegd. De Beleidsregel, artikel 4 onder b, laat toe dat tot de EHS behorend gebied dat geen natuurgebied is wordt ingezet voor compensatie, mits dit gebied ontgrensd en opnieuw begrensd wordt. Gelet op de Partiële herziening structuurvisie 2040 mag worden verwacht dat aan deze eis wordt voldaan.
Niet bestreden is dat de ontwikkeling van natuur in de Smuigelpolder bijdraagt aan een robuustere ecologische verbindingszone. Het beleidskader, artikel 4, onder c, laat toe dat compensatie op afstand van de aantasting plaatsvindt, mits dit leidt tot robuustere structuren. Gelet daarop geeft hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat deze wijze van compensatie in strijd is met de Beleidsregel. Er is geen aanknopingspunt voor de opvatting dat ingevolge de Beleidsregel compensatie alleen door middel van aankoop van gronden mag plaatsvinden.
Gelet op al het vorenstaande heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat het compensatieplan in overeenstemming is met de Beleidsregel. Gelet daarop is voldoende aangetoond dat het verlies van een deel van de EHS in voldoende mate en tijdig zal worden gecompenseerd.
2.6. Gelet op hetgeen is overwogen in overweging 2.3.4 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], en [appellant sub 5] hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 24 maart 2009 niet berust op een deugdelijke motivering. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], en [appellant sub 5] zijn gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
Gelet op de tussenuitspraak is het beroep van [appellant sub 4] ongegrond.
2.7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de raad het besluit van 24 maart 2009 door aanvulling van de toelichting alsnog toereikend gemotiveerd. In die omstandigheid ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven.
2.8. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 5] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [appellant sub 3] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken. Ten aanzien van [appellant sub 4] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heerhugowaard van 24 maart 2009 met kenmerk 2009-020;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. verklaart het beroep van [appellant sub 4] ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Heerhugowaard tot vergoeding van de in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten:
a. aan [appellant sub 1] tot een bedrag van € 30,91 (zegge: dertig euro en eenennegentig cent);
b. aan [appellant sub 2] tot een bedrag van € 30,91 (zegge: dertig euro en eenennegentig cent);
c. aan [appellant sub 5] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 904,91 (zegge: negenhonderdvier euro en eenennegentig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Heerhugowaard aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 1], € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 2], € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 3] en € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 5] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Postma
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2011