201103362/1/R2.
Datum uitspraak: 17 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Barneveld,
2. [appellant sub 2], wonend te Barneveld,
appellanten,
de raad van de gemeente Barneveld,
verweerder.
Bij besluit van 25 januari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie] VI" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 maart 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 maart 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juli 2011, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door W. Kuik en M. van Beest, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
2.1. Het plan maakt de bouw van een opslagloods op het perceel [locatie] mogelijk.
2.2. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] kunnen zich niet verenigen met de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding 'opslag' en betogen dat een dergelijke loods in strijd is met provinciaal en gemeentelijk beleid en leidt tot aantasting van het woongenot. Verder is volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] onvoldoende gemotiveerd afgeweken van de afstanden uit de VNG-brochure en is onduidelijk of de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit worden geschonden. De loods past volgens hen niet in het huidige landschap en elders in de gemeente zijn alternatieve locaties beschikbaar. Tot slot vrezen zij dat de loods niet alleen voor opslag gebruikt zal gaan worden.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat de loods geen onevenredige aantasting van het landschap en het woongenot voor omwonenden zal opleveren. De voorziene loods is volgens de raad, gelet op de ligging van de planlocatie in een gebied met functiemenging van kleine bedrijvigheid en wonen, de afstand tot omliggende woningen en de grootte van de loods, vanuit ruimtelijk oogpunt inpasbaar.
2.4. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels, zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van bedrijven volgens de op de verbeelding weergegeven aanduiding. Ter plaatse van de aanduiding is alleen het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan. Op de verbeelding heeft het plandeel met de bestemming "Bedrijf" de aanduiding 'opslag'.
2.4.1. Het plangebied ligt op de rand van de kern van Barneveld, in een gebied met zowel woon- als bedrijfsfuncties. Volgens het provinciaal Streekplan Gelderland 2005 (hierna: het Streekplan), waarbij de raad aansluiting heeft gezocht, valt het plangebied binnen het 'multifunctioneel platteland'. Hoewel de provincie voor dit gebied geen specifieke regels geeft, heeft zij tot doel hierbinnen meervoudig ruimtegebruik mogelijk te maken, waarbij kleinschalige werkfuncties in een stedelijke omgeving de functiemenging bevorderen. Volgens de raad is planologisch gezien in dit geval sprake van een kleinschalige werkfunctie. In de gemeentelijke Structuurvisie 2009 (hierna: de Structuurvisie) valt het plangebied binnen 'bestaand bebouwd gebied'. Het gemeentelijk beleid richt zich op het optimaal benutten van dit bebouwd gebied, dat de voorkeur heeft boven substantiële uitbreiding van een kern met woon- of bedrijfsbebouwing. In bestaand bebouwd gebied is een invulling voor wonen of werken volgens het beleid mogelijk, mits dit vanuit ruimtelijk oogpunt acceptabel is. Uit de kaarten behorend bij het Streekplan en de Structuurvisie volgt dat het plangebied, in tegenstelling tot hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen, buiten zogenaamde zoekzones ligt.
In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het provinciaal en gemeentelijk beleid niet aan het plan in de weg staan.
2.4.2. De locatie aan de [locatie] waar de opslagloods is voorzien, is nu een onbebouwd weiland op een afstand van ongeveer 35 m van de woning van [appellant sub 1] aan de [locatie 2] en op ongeveer 29 m van de woning van [appellant sub 2] aan de [locatie 3]. Niet in geschil is dat door de bouw van de loods veranderingen in de woonomgeving van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zullen plaatsvinden en dat realisering van de voorziene loods in enige mate leidt tot toename van het verkeer. De Afdeling stelt voorop dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en planregels voor gronden vaststellen.
In de plantoelichting wordt verwezen naar de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure). Deze VNG-brochure geeft indicatieve afstanden tussen rustige woonwijken en bedrijven met betrekking tot de aanvaardbaarheid van een plan vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Niet in geschil is dat in dit geval sprake is van een gebied met functiemenging. Binnen dergelijke gebieden zijn volgens de VNG-brochure de richtafstanden voor rustige woonwijken niet toepasbaar, maar wordt de toelaatbaarheid van milieubelastende functies beoordeeld aan de hand van drie milieucategorieën: A, B en C. De functie aannemersbedrijf met werkplaats met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2 is in de VNG-brochure ingedeeld in categorie B. Volgens de VNG-brochure kunnen activiteiten in categorie B in een gemengd gebied worden uitgeoefend, indien zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies plaatsvinden. Nu de loods bouwkundig afgescheiden zal zijn van woningen en andere gevoelige functies, heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat aan de normen van de VNG-brochure is voldaan. Nu het in dit geval gaat om een kleinschalige opslagloods van 285 m2, zonder werkplaats, verwacht de raad niet dat de bouw zal leiden tot overschrijding van de in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer gestelde grenswaarden voor geluid. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding geven voor het oordeel dat de raad hierbij van onjuiste uitgangspunten is uitgegaan. Voorts neemt de raad in aanmerking dat tussen de woning [locatie 3] en het plandeel een drukke weg ligt. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de eventuele geluidsoverlast als gevolg van af- en aanrijden en laad- en losbewegingen aan de voorkant van de loods, aanvaardbaar is.
Gelet op de afstand tot de omliggende woningen en de maximaal toegestane goot- en nokhoogte van 6 m onderscheidenlijk 7 m zal volgens de raad geen sprake zijn van vermindering van daglichttoetreding in de woningen. Ook zal de bouw van de kleinschalige loods slechts een geringe verkeerstoename tot gevolg hebben, die bovendien voldoende kan worden afgewikkeld op de bestaande straten, aldus de raad. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de vermindering van woongenot en de toename van verkeer zodanig zijn dat de raad daaraan doorslaggevend gewicht heeft moeten toekennen.
2.4.3. De Afdeling overweegt verder dat de opslagloods wellicht ook op een andere locatie gevestigd zou kunnen worden, zoals [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen, maar dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De raad heeft aangegeven dat hij de loods ter plaatse stedenbouwkundig passend acht, gelet op het karakter van het gebied rond de [locatie], de afstand tot de omliggende woningen en de grootte van de loods. Het plan leidt volgens de raad niet tot een onacceptabele vermindering van de woonkwaliteit van omwonenden en past binnen het gemeentelijk beleid, dat zich richt op het optimaal benutten van bebouwd gebied. De Afdeling acht het niet onredelijk dat de raad om die reden heeft besloten mee te werken aan het verzoek van de initiatiefnemer. Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de in het plan voorziene bebouwing passend kan worden geacht in de omgeving. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de voorziene loods ter plaatse een ernstige aantasting van het landschap met zich zal brengen.
2.4.4. Ten aanzien van de vrees van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat de voorziene loods voor andere doeleinden gebruikt zal gaan worden, overweegt de Afdeling dat het plan uitsluitend een loods ten behoeve van opslag mogelijk maakt. Indien in strijd met het plan wordt gehandeld, is het gemeentebestuur bevoegd hiertegen handhavend op te treden. Dit staat echter buiten deze procedure.
2.4.5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de raad in redelijkheid doorslaggevend gewicht kunnen toekennen aan het belang van realisatie van de opslagloods op het perceel aan de [locatie] ten opzichte van de belangen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bij behoud van de bestaande situatie.
2.5. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2011