ECLI:NL:RVS:2011:BR5648

Raad van State

Datum uitspraak
16 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201107572/2/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • M.M. van der Smissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergunning voor exploitatie smartshop door burgemeester van Breda

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 augustus 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, wonend te Breda, had een vergunning aangevraagd voor de exploitatie van een smartshop aan de [locatie] te Breda. De burgemeester van Breda weigerde deze vergunning bij besluit van 24 augustus 2010. Het bezwaar van verzoeker tegen deze weigering werd op 21 maart 2011 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda op 27 mei 2011 het beroep van verzoeker tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 4 augustus 2011 heeft de burgemeester betoogd dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij de voorlopige voorziening, gezien het tijdsverloop tussen de uitspraak van de voorzieningenrechter en het indienen van het verzoek. Verzoeker heeft echter onweersproken gesteld dat er op 9 juli 2011 een controle in zijn onderneming heeft plaatsgevonden, wat heeft geleid tot een sommatie om bepaalde materialen te verwijderen. Dit werd door de voorzitter als voldoende spoedeisend belang beschouwd.

Desondanks oordeelde de voorzitter dat er geen grond was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De burgemeester had naar het oordeel van de voorzitter terecht de vergunning geweigerd. Gelet op de belangen van beide partijen, werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201107572/2/H3.
Datum uitspraak: 16 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Breda,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 27 mei 2011 in zaak nrs. 11/2263 en 11/2264 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de burgemeester van Breda.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2010 heeft de burgemeester geweigerd [verzoeker] een vergunning te verlenen voor de exploitatie van een smartshop aan de [locatie] te Breda.
Bij besluit van 21 maart 2011 heeft de burgemeester het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 mei 2011, verzonden op 31 mei 2011, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2011, hoger beroep ingesteld. Daarbij heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 augustus 2011, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. W. Anker, advocaat te Breda, en de burgemeester, vertegenwoordigd door C. Brouwers en A.J. Zonneveld, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De burgemeester heeft ter zitting van de voorzitter betoogd dat [verzoeker] geen spoedeisend belang heeft bij de voorlopige voorziening, gelet op het tijdsverloop tussen de verzending van de aangevallen uitspraak en het aanvragen van de voorlopige voorziening.
2.2.1. Ter zitting van de voorzitter heeft [verzoeker] onweersproken gesteld dat laatstelijk op 9 juli 2011 een controle in zijn onderneming heeft plaatsgevonden, als gevolg waarvan hij is gesommeerd die materialen uit zijn winkel te verwijderen die behoren tot het exploiteren van een smartshop. Gelet hierop heeft [verzoeker] een spoedeisend belang.
2.3. Hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd, geeft geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat zal blijken dat de burgemeester niet had mogen weigeren de door [verzoeker] gewenste vergunning voor de exploitatie van een smartshop te verlenen.
2.4. Onder die omstandigheden en gelet op de betrokken belangen, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorziening. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2011
419-622.