201008048/1/R1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Groot Geerdinkhof Vereniging van huiseigenaren en anderen, gevestigd onderscheidenlijk wonend te Amsterdam,
appellanten,
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam,
verweerder.
Bij besluit van 29 juni 2010 heeft het dagelijks bestuur het uitwerkingsplan "De Nieuwe Bijlmer, uitwerking Noordoostzone Nieuw Grunder" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen bij brief, per faxbericht bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2010, beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De vereniging Groot Geerdinkhof en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2011, waar de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen, vertegenwoordigd door [voorzitter] onderscheidenlijk [bestuurslid] van de vereniging Groot Geerdinkhof, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door drs. S.P. van Donkelaar, mr. K. Veenendaal, drs. Y. van der Chijs en drs. M. Koorenstra, allen werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen.
2.1. Ter zitting hebben de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen toegelicht dat het beroep is ingesteld namens de vereniging Groot Geerdinkhof en verscheidene bewoners van de wijk Geerdinkhof. De Afdeling vat de ondertekening van het beroepschrift door anderen en de bijgevoegde handtekeningenlijst op als steunbetuiging.
2.1.1. De vereniging Groot Geerdinkhof en anderen hebben eerst ter zitting bezwaren aangevoerd tegen de grens van het uitwerkingsplan. Dit plandeel wordt derhalve pas na de termijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bestreden.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van dit plandeel niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen in verzuim zijn geweest. De vereniging Groot Geerdinkhof en anderen hebben geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan van hen redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat zij dit plandeel niet binnen de beroepstermijn hebben bestreden. Het beroep van de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen, voor zover gericht tegen de grens van het uitwerkingsplan, is om die reden niet-ontvankelijk.
2.2. Het uitwerkingsplan maakt onder meer de bouw van vijftien woningen mogelijk.
2.3. De vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen dat het dagelijks bestuur niet bevoegd was het uitwerkingsplan vast te stellen, aangezien het uitwerkingsplan grote gevolgen voor de woon- en leefomgeving heeft. Voorts is volgens hen de procedure tot vaststelling van het uitwerkingsplan onzorgvuldig verlopen. In dit verband voeren zij aan dat in de kennisgeving van het ontwerp-uitwerkingsplan ten onrechte stond vermeld dat zienswijzen naar voren konden worden gebracht bij de stadsdeelraad van het stadsdeel Zuidoost, dat het ter inzage gelegde ontwerp-uitwerkingsplan onvoldoende gedetailleerd was om adequaat een zienswijze naar voren te brengen en dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijze mondeling toe te lichten. Ten slotte voeren zij in dit kader aan dat het dagelijks bestuur hen ten onrechte niet schriftelijk de beantwoording van hun zienswijze en de gevolgen van het uitwerkingsplan heeft medegedeeld.
2.3.1. Aan de door de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen bestreden plandelen zijn in het bestemmingsplan "De Nieuwe Bijlmer" de bestemmingen "Uit te werken woningen c.a. 3" en "Uit te werken woningen c.a. 4" toegekend. De gronden met de bestemming "Uit te werken woningen c.a. 3" grenzen aan de basisschool Samenspel. De gronden met de bestemming "Uit te werken woningen c.a. 4" grenzen aan de wijk Geerdinkhof.
Ingevolge artikel 25, eerste lid, onder a, van de voorschriften van het bestemmingsplan, voor zover hier van belang, zijn de gronden, op de kaart bestemd voor "Uit te werken woningen c.a. 1 t/m 7" onder meer aangewezen voor woningen, met inbegrip van bijbehorende bergingen en andere nevenruimten.
Ingevolge artikel 25, vierde lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met de kaart van het bestemmingsplan zijn in het gebied met de bestemming "Uit te werken woningen c.a. 4" maximaal zestien woningen toegelaten met een maximale bouwhoogte van 12 m en een maximaal bebouwingspercentage van 25. In het gebied met de bestemming "Uit te werken woningen c.a. 3" is de maximale bouwhoogte 15 m en is het maximale bebouwingspercentage 50.
Ingevolge artikel 25, zevende lid, voor zover hier van belang, stelt het dagelijks bestuur voor de in lid 1 genoemde gronden één of meerdere uitgewerkte plannen vast, waarbij het onder meer de regel in acht dient te nemen dat er in het uitgewerkte plan naar wordt gestreefd dat elke woning minimaal aan één zijde een geluidsluwe gevel heeft.
2.3.2. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) gelezen in samenhang met artikel 25, zevende lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan rust op het dagelijks bestuur de plicht een uitwerkingsplan vast te stellen voor de gronden met de bestemmingen "Uit te werken woningen c.a. 3" en "Uit te werken woningen c.a. 4". Anders dan de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen, rust deze plicht op het dagelijks bestuur ook zonder dat het dagelijks bestuur de noodzaak tot het bouwen van de woningen heeft aangetoond. Voorts leidt de enkele stelling van de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen dat het uitwerkingsplan mogelijk gevolgen heeft voor de woon- en leefomgeving niet tot het oordeel dat het dagelijks bestuur niet bevoegd was het uitwerkingsplan vast te stellen.
Voor zover de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen dat het dagelijks bestuur uit oneigenlijke motieven het uitwerkingsplan heeft vastgesteld, overweegt de Afdeling dat het enkele feit dat de uitvoering van het uitwerkingsplan mogelijk financieel gunstig is voor het stadsdeel niet afdoet aan de plicht om voor de plandelen een uitwerkingsplan vast te stellen. Evenmin betekent dit dat het dagelijks bestuur uit oneigenlijke motieven het uitwerkingsplan heeft vastgesteld.
2.3.3. Ingevolge artikel 3:12, derde lid, van de Awb, voor zover hier van belang, wordt in de kennisgeving van het ontwerp vermeld:
a. waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;
b. wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;
c. op welke wijze dit kan geschieden.
Ingevolge artikel 2:3, eerste lid, van de Awb zendt het bestuursorgaan geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld door naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender.
2.3.4. De vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen terecht dat in de kennisgeving van het ontwerp-uitwerkingsplan ten onrechte is vermeld dat zienswijzen naar voren gebracht dienden te worden bij de stadsdeelraad, hoewel het dagelijks bestuur in dit geval het bevoegde bestuursorgaan was. Gelet op de omstandigheid dat de stadsdeelraad heeft voldaan aan de in artikel 2:3, eerste lid, van de Awb opgenomen plicht om de bij hem naar voren gebrachte zienswijzen door te zenden naar het dagelijks bestuur en niet is gebleken dat belanghebbenden door de onjuiste weergave in de kennisgeving zijn geschaad, ziet de Afdeling echter aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.
Voor zover de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen dat het ter inzage gelegde ontwerp-uitwerkingsplan onvoldoende gedetailleerd was om adequaat een zienswijze naar voren te brengen, overweegt de Afdeling dat op de verbeelding van het ontwerpplan stond aangegeven hoeveel woningen zijn voorzien en op welke plek en dat in de regels van het ontwerp-uitwerkingsplan regels waren opgenomen voor de toegekende bestemming "Woningen vrij". Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het ontwerp-uitwerkingsplan onvoldoende gedetailleerd was. Dat in een eerdere versie van het uitwerkingsplan, dat geen rechtskracht heeft verkregen, een ander aantal woningen was opgenomen leidt, anders dan de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen, niet tot een ander oordeel.
Anders dan de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen hoefde het dagelijks bestuur hun niet de mogelijkheid te bieden mondeling hun zienswijze toe te lichten. Uit de Wro, de Awb noch enige andere wettelijke bepaling vloeit de verplichting voort om degenen die zienswijzen hebben ingebracht in de gelegenheid te stellen een mondelinge toelichting te geven. De vereniging Groot Geerdinkhof en anderen hebben geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan het dagelijks bestuur hiertoe niettemin uit een oogpunt van zorgvuldige besluitvorming had moeten overgaan.
Voorts ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de bewoners aan de 's-Gravendijkdreef en de Bijlmerdreef bij de aankoop van hun woningen onvoldoende zijn geïnformeerd over het uitwerkingsplan, nu het ontwerp-uitwerkingsplan volgens de wettelijk voorgeschreven wijze ter inzage heeft gelegen.
De Afdeling overweegt voorts dat het betoog van de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen dat het dagelijks bestuur hun ten onrechte niet schriftelijk de beantwoording van hun zienswijzen en de gevolgen van het uitwerkingsplan heeft medegedeeld, betrekking heeft op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.
2.4. De vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen dat de woon- en leefomgeving van de omwonenden ten gevolge van de voorziene woningen onevenredig aangetast zal worden. In dit verband voeren zij aan dat het uitwerkingsplan zal leiden tot een vermindering van privacy, bezonning en uitzicht en tot hinder ten gevolge van bouwwerkzaamheden. Dit is in strijd met de uitgangspunten van het bestemmingsplan "Geerdinkhof" en zal leiden tot een waardedaling van hun woningen.
2.4.1. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat de woon- en leefomgeving niet onevenredig wordt aangetast. Hiertoe voert het dagelijks bestuur aan dat bij het bepalen van het aantal toegelaten woningen en de nadere situering van deze woningen rekening is gehouden met de belangen van de omwonenden.
2.4.2. Acht van de te bouwen woningen grenzen aan de wijk Geerdinkhof en zeven van de te bouwen woningen grenzen aan de gronden van de basisschool Samenspel. Aan de gronden waarop de woningen zijn voorzien is de bestemming "Woningen vrij" toegekend. Voorts is aan een deel van de gronden binnen de bestemming "Uit te werken woningen c.a. 3" de bestemming "Groenvoorzieningen" toegekend. Aan de overige gronden binnen de bestemming "Uit te werken woningen c.a. 4" is de bestemming "Groenvoorzieningen" toegekend.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan, voor zover hier van belang, zijn de gronden, op de verbeelding aangewezen voor "Groenvoorzieningen" bestemd voor groenvoorzieningen.
Ingevolge artikel 2, lid 2.1, van de regels van het uitwerkingsplan, voor zover hier van belang, zijn de voor "Woningen vrij" aangewezen gronden bestemd voor dakterrassen, tuinen en erven en wonen.
Ingevolge lid 2.2.2, onder a, voor zover hier van belang, dienen gebouwen binnen het bouwvlak gesitueerd te worden, met dien verstande dat het bouwvlak aan één zijgevel over de gehele lengte van het bouwvlak met 1 m mag worden overschreden.
Ingevolge lid 2.2.2, onder c, gelezen in samenhang met de verbeelding, is de maximaal toegestane bouwhoogte voor de woningen 9 m aan de straatzijde en 6 m aan de tuinzijde.
Ingevolge lid 2.2.5 zijn dakterrassen uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van de woningen.
Uit de verbeelding blijkt dat de afstand van de bouwvlakken van de voorziene woningen binnen de bestemming "Uit te werken woningen c.a. 4" tot de perceelsgrens van de aangrenzende woningen ten minste ongeveer 10 m is. Voorts blijkt uit de verbeelding dat de afstand van de bouwvlakken van de voorziene woningen binnen de bestemming "Uit te werken woningen c.a. 4" tot meest nabijgelegen woningen ten minste ongeveer 20 m is.
De bouwhoogte van de aangrenzende woningen in de wijk Geerdinkhof bedraagt ongeveer 5 m.
2.4.3. In het kader van het uitwerkingsplan is een bezonningstudie uitgevoerd waarin staat dat de bouw van de woningen op de vrije kavels niet zal leiden tot noemenswaardige schaduwhinder op de aangrenzende woningen. Hoewel niet uitgesloten is dat de bouw van de woningen zal leiden tot enige schaduwhinder acht de Afdeling deze schaduwhinder niet zodanig groot dat het dagelijks bestuur ervan uit had moeten gaan dat de bezonning van de aangrenzende woningen ernstig wordt aangetast.
2.4.4. Voorts heeft het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de privacy en het uitzicht van de omwonenden niet onevenredig wordt aangetast. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de afstand tussen de bouwvlakken van de voorziene woningen binnen de bestemming "Uit te werken woningen c.a. 4" en de aangrenzende woningen ten minste ongeveer 20 m is. Deze afstand acht de Afdeling niet zodanig klein dat het dagelijks bestuur ervan uit had moeten gaan dat er een onevenredige kans is op inkijk in de aangrenzende woningen. Tevens is daarbij van belang dat tussen de voorziene woningen en de aangrenzende woningen tuinen gelegen zullen zijn. Voorts neemt de Afdeling daarbij in aanmerking dat de maximale bouwhoogte van de voorziene woningen binnen de bestemming "Uit te werken woningen c.a. 4" aan de tuinzijde 6 m is. De Afdeling acht deze bouwhoogte niet zodanig hoog dat het dagelijks bestuur ervan uit had moeten gaan dat er een onevenredige kans is op inkijk in de achtertuinen van de aangrenzende woningen. Voorts dient er in een stedelijke omgeving rekening mee te worden gehouden dat woningen dicht bij elkaar gebouwd kunnen worden en bestaat geen blijvend recht op vrij uitzicht.
2.4.5. Voor zover de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen dat de groene omgeving onevenredig wordt aangetast, overweegt de Afdeling dat aan een deel van de gronden in het plangebied de bestemming "Groenvoorzieningen" is toegekend en dat in de zienswijzenota is vermeld dat voor de inrichting van de open ruimte een inrichtingsplan zal worden opgesteld. Uitgangspunt is dat de bomen in het openbare gebied zoveel mogelijk behouden blijven en indien toch bomen moet wijken voor de voorziene woningen, zullen deze zo veel mogelijk worden gecompenseerd. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de groene omgeving onevenredig wordt aangetast. In het betoog van de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen dat de groene omgeving niet aangetast mag worden omdat de gronden nabij de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) liggen, ziet de Afdeling geen aanleiding hier anders over te oordelen. Het dagelijks bestuur is bij de vaststelling van een uitwerkingsplan niet aan beleid inzake de EHS in de Nota Ruimte is gebonden. Wel dient het dagelijks bestuur daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. In het kader van de vaststelling van het uitwerkingsplan is de 'Natuurtoets Noordoostzone Grunder' uitgevoerd waarin is gekeken naar de gevolgen van het uitwerkingsplan voor de EHS. Gelet hierop is aannemelijk dat het dagelijks bestuur dit beleid in de belangenafweging heeft betrokken.
Wat betreft de verwijzing van de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen naar het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2006 (LJN: AV1431, www.rechtspraak.nl), waarin volgens hen staat dat langs de Geerdinkhofweg geen bebouwing komt, overweegt de Afdeling dat het voormelde vonnis geen betrekking heeft op de groenstroken langs de Geerdinkhofweg, maar op de strook in het midden van de Geerdinkhofweg tussen de rijweg en het fietspad.
2.4.6. Voor zover de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen dat de omwonenden overlast als gevolg van de bouwwerkzaamheden zullen ondervinden, overweegt de Afdeling dat deze overlast slechts van tijdelijke aard zal zijn en dat in de zienswijzenota staat dat het dagelijks bestuur maatregelen zal nemen om overlast als gevolg van de bouwwerkzaamheden zoveel mogelijk te beperken.
2.4.7. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de woon- en leefomgeving onevenredig wordt aangetast en dat de belangen van de omwonenden onvoldoende in de besluitvorming zijn betrokken. De Afdeling ziet derhalve, anders dan de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen, geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur geen navolging heeft gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2009 in zaaknr.
200803060/1/R2, waarin staat dat bij de uitwerking van het plandeel met de bestemming "Uit te werken woningen c.a. 4" een nadere belangenafweging zal plaatsvinden. Hierbij wijst de Afdeling op de omstandigheid dat het uitwerkingsplan voorziet in minder woningen met een lagere bouwhoogte dan maximaal is toegestaan in het bestemmingsplan. Voorts volgt, anders dan de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen, uit het voor hun woningen vigerende bestemmingsplan "Geerdinkhof" niet dat in de omgeving geen veranderingen kunnen plaatsvinden.
Gelet hierop bestaat voorts geen grond voor de verwachting dat de waardevermindering van de woningen zodanig zal zijn dat het dagelijks bestuur bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn. Voor zover de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen verwijzen naar een verkiezingsbelofte van een politieke partij inhoudende dat het woongenot in de wijk Geerdinkhof zal toenemen ten gevolge van de invulling van het onderhavige plangebied, wat daarvan ook zij, overweegt de Afdeling dat een verkiezingsbelofte van een politieke partij in deze procedure geen rol kan spelen, omdat in deze procedure uitsluitend het besluit van het dagelijks bestuur tot vaststelling van het uitwerkingsplan ter beoordeling staat.
2.5. De Afdeling ziet voorts in de stelling van de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen dat de gronden met de bestemming "Woningen vrij" de maximale toegestane bebouwingspercentages voor de bestemmingen "Uit te werken woningen c.a. 3" en "Uit te werken woningen c.a. 4" overschrijden geen aanleiding voor het oordeel dat het uitwerkingsplan in strijd met de uitwerkregels is vastgesteld. De uitwerkregel ziet immers op het maximaal bebouwd oppervlak en niet zoals de verenging Groot Geerdinkhof en anderen veronderstellen op de oppervlakte van de gehele bestemming "Wonen vrij". Ingevolge artikel 2, lid 2.2.2, onder a, van de regels van het uitwerkingsplan zijn gebouwen, met uitzondering van de overschrijding aan één zijgevel met 1 m, slechts binnen het bouwvlak toegestaan en niet binnen de gehele bestemming "Woningen vrij".
2.6. De vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen dat de architectonische eenheid van de wijk Geerdinkhof als gevolg van het uitwerkingsplan wordt aangetast.
2.6.1. In de zienswijzenota staat dat de maximale bouwhoogtes in het uitwerkingsplan lager zijn dan op grond van het bestemmingsplan is toegestaan en passen in de nieuwe stedenbouwkundige opzet van de Bijlmermeer. De Bijlmerdreef krijgt volgens de plantoelichting door de nieuwbouw een meer stedelijke uitstraling die past bij het stedelijke karakter van het stadsdeel Zuidoost. Volgens de zienswijzenota verloopt de bouwhoogte langs de Bijlmerdreef van 24 tot 30 m ter hoogte van de Amsterdamse Poort tot 9 m waar de Bijlmerdreef overgaat in de 's-Gravendijkdreef. Hierdoor is sprake van een geleidelijke overgang naar de laagbouwwijk Geerdinkhof. Voorts voert het dagelijks bestuur aan dat door de situering van de woningen en de keuze voor vrijstaande woningen rekening is gehouden met het open karakter van Geerdinkhof.
Gelet op het voorgaande heeft het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de architectonische eenheid van de wijk Geerdinkhof niet onevenredig wordt aangetast. Het dagelijks bestuur heeft hierbij, nu het uitwerkingsplan onder meer ziet op gronden die grenzen aan de wijk Geerdinkhof, niet slechts de bouwhoogtes in de wijk Geerdinkhof hoeven te betrekken, maar daarbij ook de bouwhoogtes van andere bebouwing in de omgeving mogen betrekken.
2.7. De vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen voorts dat de toegenomen verharding in het plangebied onvoldoende gecompenseerd wordt met een toename van de waterbergingscapaciteit in het gebied. Zij vrezen daardoor voor een hoger grondwaterpeil in het gebied en een groter risico op overstromingen als gevolg van het uitwerkingsplan.
2.7.1. In de toelichting op het uitwerkingsplan staat dat in het gebied geen nieuw water wordt aangelegd. Volgens de plantoelichting heeft compensatie in groter geheel in het kader van het bestemmingsplan plaatsgevonden. In de plantoelichting staats voorts dat voor het uitwerkingsplan watercompensatie plaatsvindt door het doortrekken van de watergang ten noorden van de Bijlmerdreef die in de buurt Grunder/Grubbehoeve is aangelegd. De vereniging Groot Geerdinkhof en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat met deze maatregel onvoldoende compensatie wordt geboden en dat derhalve het grondwaterpeil als gevolg van het uitwerkingsplan stijgt. Gelet hierop is er tevens geen aanleiding voor het oordeel dat dagelijks bestuur zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het risico op overstromingen niet vergroot wordt.
2.8. De vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen voorts dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de geluidsbelasting op de voorziene woningen.
2.8.1. In het kader van het bestemmingsplan is door Tauw B.V. onderzoek gedaan naar de geluidbelasting. Op basis hiervan heeft het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 18 oktober 2006 voor de voorziene woningen hogere geluidsgrenswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder vastgesteld. Voorts is op zowel de Bijlmerdreef als de 's-Gravendijksedreef een dunne geluidsreducerende deklaag aangebracht. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat nader onderzoek naar de geluidbelasting niet noodzakelijk was. In de niet nader onderbouwde stelling van de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen dat deze deklaag versleten is, ziet de Afdeling geen aanleiding hier anders over te oordelen.
Voor zover de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen dat in het uitwerkingsplan ten onrechte niet wordt voorzien in dove gevels voor de voorziene woningen, overweegt de Afdeling dat het college ingevolge de uitwerkingsregels niet verplicht is te voorzien in dove gevels voor de voorziene woningen, maar slechts verplicht is na te streven dat elke woning minimaal aan één zijde een geluidsluwe gevel heeft. Ook ingevolge de Wet geluidhinder is er geen verplichting om in dove gevels te voorzien, nu voor de voorziene woningen hogere geluidsgrenswaarden zijn vastgesteld.
2.9. De vereniging Groot Geerdinkhof en anderen betogen voorts dat ten onrechte geen maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat malafide partijen de percelen zullen opkopen.
Dit heeft geen betrekking op het uitwerkingsplan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Deze beroepsgrond kan derhalve buiten beschouwing blijven.
2.10. In hetgeen de vereniging Groot Geerdinkhof en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het uitwerkingsplan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep, voor zover ontvankelijk, is ongegrond.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen de grens van het uitwerkingsplan;
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Huszar
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2011