ECLI:NL:RVS:2011:BR5668

Raad van State

Datum uitspraak
18 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106975/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • E.M. Ouwehand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Gelselaar, Dorp 2010

Op 5 april 2011 heeft de raad van de gemeente Berkelland het bestemmingsplan "Gelselaar, Dorp 2010" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker, wonend te Gelselaar, beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 29 juni 2011 heeft de verzoeker tevens een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij vreest voor onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 9 augustus 2011 ter zitting behandeld. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, heeft aangevoerd dat de wijziging van de agrarische bestemming naar een bedrijfsbestemming in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hij stelt dat de bestemmingswijziging geen enkel doel dient en dat de toegestane bedrijvigheid tot overlast zal leiden, zonder dat er voldoende onderzoek is gedaan naar het woon- en leefklimaat in de omgeving.

De voorzitter heeft overwogen dat de gronden in het bestemmingsplan de bestemming "Bedrijf" hebben gekregen, en dat het bestaande gebruik op het perceel in strijd is met de bepalingen van het vorige bestemmingsplan. Er zijn onderhandelingen gaande over de verplaatsing van het bedrijf, maar er is geen zicht op resultaat. De voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat er geen veranderingen in het gebruik van het perceel te verwachten zijn voordat er uitspraak in de bodemzaak is gedaan. Daarom heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De beslissing is op 18 augustus 2011 openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. P.J.J. van Buuren, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201106975/2/R2.
Datum uitspraak: 18 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Gelselaar, gemeente Berkelland,
en
de raad van de gemeente Berkelland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Gelselaar, Dorp 2010" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2011, beroep ingesteld. Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2011, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 augustus 2011, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. F.B.M. van Aanhold, advocaat te Zutphen, en de raad vertegenwoordigd door J. Lammers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek van [verzoeker] heeft betrekking op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" ter plaatse van het perceel Bevervoordestraat 18-20. [verzoeker] beoogt met zijn verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van dit plandeel te voorkomen. Hij wijst er in dit verband op dat door de wijziging van de agrarische bestemming naar een bedrijfsbestemming gebruik kan worden gemaakt van de gronden en de opstallen en vergunningen kunnen worden aangevraagd en verkregen voor bedrijfsdoeleinden. [verzoeker] voert, samengevat weergegeven, aan dat een bedrijfsbestemming in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat beoogd is de bestaande situatie als zodanig te bestemmen, maar dit niet in het plan is geregeld. Volgens hem dient de bestemmingswijziging geen enkel doel. Voorts brengt [verzoeker] naar voren dat de in het plan toegestane bedrijvigheid tot overlast zal leiden en dat ten onrechte niet is onderzocht of in de huidige en de toekomstige situatie een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn woning kan worden gegarandeerd.
2.3. Aan de desbetreffende gronden is in dit plan de bestemming "Bedrijf" toegekend. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor bedrijven tot en met categorie 2 van bijlage 2 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Op het perceel is een bosbouwbedrijf en een caravanstalling gevestigd.
2.4. Tussen partijen is niet in geschil dat het bestaande gebruik op het perceel in strijd is met de bepalingen uit het vorige bestemmingsplan. Evenmin is in geschil dat het bestaande gebruik in het plan niet als zodanig is bestemd en niet onder de werking van het overgangsrecht valt. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat met de eigenaar van het perceel reeds lange tijd onderhandelingen gaande zijn over de verplaatsing van het bedrijf, maar dat nog geen zicht bestaat op resultaat. Verder is uit het verhandelde ter zitting gebleken dat, indien de onderhandelingen tot resultaat hebben geleid, het maanden zal duren alvorens aan de bedrijfsverplaatsing uitvoering kan worden gegeven. [verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat op korte termijn op het perceel ander gebruik dan het gebruik ten behoeve van het bosbouwbedrijf en de caravanstalling zal gaan plaatsvinden. Gelet op het voorgaande zijn naar het oordeel van de voorzitter geen veranderingen te verwachten in het gebruik op het perceel voordat uitspraak in de bodemzaak is gedaan. Derhalve is de voorzitter van oordeel dat een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Ouwehand
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2011
224-586.