ECLI:NL:RVS:2011:BR5672

Raad van State

Datum uitspraak
24 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100634/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • M.A. Graaff-Haasnoot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de wijziging van tenaamstelling van een bouwvergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 december 2010. De zaak betreft de wijziging van de tenaamstelling van een bouwvergunning die oorspronkelijk aan [appellant] was verleend voor het vergroten van zijn woning en garage aan [locatie] te [plaats]. Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg heeft op 28 april 2008, conform het verzoek van [partij], de bouwvergunning op naam van [partij] gezet. [appellant] heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door het college ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.

[appellant] stelt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de bouwvergunning niet op naam van [partij] had mogen zetten, omdat hij geen afspraken met [partij] heeft gemaakt over de overdracht van de vergunning. Hij betoogt dat de rechtbank artikel 10.3 van de Bouwverordening Leidschendam-Voorburg 2007 onjuist heeft uitgelegd. De rechtbank oordeelt echter dat de bouwvergunning een zaaksgebonden vergunning is en dat [partij] door de verwerving van het perceel rechtverkrijgende is geworden, zoals bedoeld in artikel 10.3 van de Bouwverordening. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college verplicht was om de tenaamstelling van de bouwvergunning te wijzigen op verzoek van [partij].

Daarnaast heeft [appellant] gevorderd dat de gemeente Leidschendam-Voorburg hem schadevergoeding zou betalen voor de legeskosten die hij heeft betaald voor de bouwvergunning. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht alleen bij een gegrond beroep de mogelijkheid biedt om schadevergoeding te vorderen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

201100634/1/H1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Lage Mierde, gemeente Reusel-De Mierden,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 december 2010 in zaak nr. 08/8572 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2008 heeft het college, conform het verzoek van [partij], de bij besluit van 12 oktober 2007 aan [appellant] verleende reguliere bouwvergunning voor het vergroten van de woning en garage aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), op zijn naam gezet.
Bij besluit van 14 oktober 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 december 2010, verzonden op 9 december 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2011, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. H. Wijten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8, tweede lid, aanhef en onder f van de Woningwet, zoals dit luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, bevat de bouwverordening voorschriften omtrent de overdraagbaarheid van een bouwvergunning.
Ingevolge artikel 10.3 van de "Bouwverordening Leidschendam-Voorburg 2007" (hierna: de Bouwverordening), voor zover thans van belang, wordt door of namens burgemeester en wethouders de bouwvergunning op aanvraag van degene op wiens naam de vergunning is gesteld of op aanvraag van zijn rechtverkrijgende overgeschreven op naam van een ander dan degene op wiens naam de vergunning is gesteld.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de bouwvergunning niet op naam van [partij] had mogen zetten. Hij voert daartoe aan dat hij bij brief van 4 april 2008 aan het college kenbaar heeft gemaakt bezwaar te hebben tegen een overschrijving, omdat hij met [partij] over de overdracht van de bouwvergunning geen afspraken heeft gemaakt. Een afspraak daarover valt volgens [appellant] ook niet af te leiden uit de op 14 februari 2008 gesloten koopovereenkomst of de akte van levering van 15 april 2008. Volgens [appellant] is artikel 10.3 van de Bouwverordening door de rechtbank onjuist uitgelegd. Hij voert daartoe aan dat [partij] door de verwerving van het perceel niet de rechtverkrijgende van de bouwvergunning is geworden zoals bedoeld in dit artikel.
2.2.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat een bouwvergunning een zaaksgebonden vergunning is, waarvan de overdracht is geregeld in artikel 10.3 van de Bouwverordening. Nu [partij] door levering op 15 april 2008 eigenaar is geworden van het perceel, is hij daarmee tevens rechtverkrijgende geworden als bedoeld in artikel 10.3 van de Bouwverordening. Zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, heeft artikel 10.3 van de Bouwverordening een imperatief karakter, zodat het college verplicht was op verzoek van [partij], als rechtverkrijgende, de tenaamstelling van de bouwvergunning te wijzigen. De brief van [appellant] van 4 april 2008 aan het college dat hij met wijziging van de tenaamstelling niet akkoord gaat zolang nog geen overeenstemming is bereikt over een vergoeding, doet aan het voorgaande niet af. Voor het wijzigen van de tenaamstelling is immers geen instemming vereist van degene op wiens naam de vergunning is gesteld.
Het betoog faalt.
2.3. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank de gemeente Leidschendam-Voorburg ten onrechte niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de door hem geleden schade, die hij begroot op een bedrag van € 1.732,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2008. Daartoe voert hij aan dat hij recht heeft op dit bedrag als vergoeding voor de legeskosten die hij destijds voor de bouwvergunning heeft betaald.
2.3.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding terecht afgewezen, nu artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht de rechtbank alleen bij een gegrond beroep de mogelijkheid biedt om op verzoek van een partij het bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij lijdt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2011
531-702.