201100943/1/H1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Charlotte Elisabeth van Beuningen Stichting, gevestigd te 's-Hertogenbosch (hierna: de stichting),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) van 9 december 2010 in zaak nr. 09/2769 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Vught (hierna: het college).
Bij besluit van 1 mei 2007 heeft het college aan de stichting onder vrijstelling van het bestemmingsplan bouwvergunning verleend voor het oprichten van 34 woningen met een stallingsgarage op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 30 juni 2009 heeft het de door [partij sub 1], [partij sub 2] en anderen daartegen gemaakte bezwaren gegrond verklaard, dat besluit herroepen en het verzoek om vrijstelling en bouwvergunning alsnog afgewezen.
Bij uitspraak van 9 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch het door de stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 16 februari 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juni 2011, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan den Rijn, en het college, vertegenwoordigd door C.C.P. van Steen, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [partij sub 1], vertegenwoordigd door mr. A.M.T.A. Verhagen, advocaat te Boxtel, gehoord.
2.1. Het bouwplan ziet op 2 grondgebonden eengezinswoningen, 14 appartementen, 9 patiowoningen voor senioren en 9 starterswoningen. Onder de patio- en starterswoningen is een parkeergarage voorzien.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Gent" (hierna: het bestemmingsplan) rusten op het perceel de bestemmingen "Erf" en "Woondoeleinden". Het staat het oprichten van grondgebonden woningen en appartementen en de gekozen situering van de bouwmassa niet toe.
2.3. De stichting betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ruimtelijke onderbouwing "Ruimtelijke onderbouwing woningbouw [locatie] te [plaats]" van 2 juni 2008 ontoereikend is en dat oordeel in elk geval onvoldoende heeft gemotiveerd, nu het de ruimtelijke onderbouwing aanvankelijk wel toereikend achtte.
2.3.1. Het college heeft bij het besluit van 30 juni 2009 de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 april 2008 en die van de Afdeling van 7 augustus 2008 in de zaak nrs.
200803862/1 en 200803862/2betrokken en artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in plaats van het tweede lid toegepast.
Het heeft de verleende vrijstelling en bouwvergunning herroepen, omdat het de ruimtelijke onderbouwing ten slotte ontoereikend achtte. Het heeft aan dat oordeel ten grondslag gelegd dat die geen inzicht biedt in de ruimtelijke effecten van de op te richten bebouwing op de omgeving en geen visie op de toekomstige ontwikkeling van het gebied. Het heeft aldus niet toegelicht, waarom deze gebreken ten tijde van de verlening van de vrijstelling en ten tijde van het besluit van 18 december 2007, waarbij het de bezwaren van [partij sub 1], [partij sub 2] en anderen ongegrond heeft verklaard, naar zijn oordeel niet bestonden, hoewel het toen van die gebreken op de hoogte had kunnen zijn. Het heeft ook niet toegelicht, dat en waarom het de bouw van het complex op het perceel thans niet meer wenselijk acht.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het tegen het besluit van 30 juni 2009 ingestelde beroep gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens een ontoereikende motivering voor vernietiging in aanmerking.
2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 december 2010 in zaak nr. 09/2769;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Vught van 30 juni 2009, kenmerk Ruimte/CS/W07-01136/uit/09-08513;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Vught tot vergoeding van bij de stichting Charlotte Elisabeth van Beuningen Stichting in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.196,00 (zegge: elfhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Vught aan de stichting Charlotte Elisabeth van Beuningen Stichting het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 751,00 (zegge: zevenhonderdeenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2011