201100784/1/H1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Alteveer, gemeente Stadskanaal,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 26 november 2010 in zaak nr. 09/622 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal.
Bij besluit van 19 februari 2008 heeft het college geweigerd aan [appellant] bouwvergunning eerste fase te verlenen voor het geheel oprichten van een bedrijfsloods met pluimveestal aan de Grootstukkerweg in Alteveer (hierna: het perceel).
Bij besluit van 19 december 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 19 februari 2008 herroepen en uitvoering gegeven aan artikel 46, vierde en vijfde lid, van de Woningwet.
Bij brief van 24 december 2008 heeft het college, voor zover thans van belang, aan [belanghebbende A], [belanghebbende B] en [belanghebbende C] (hierna tezamen: [belanghebbenden]) medegedeeld dat aan [appellant] op 12 januari 2008 van rechtswege bouwvergunning is verleend voor het geheel oprichten van een bedrijfsloods met pluimveestal op het perceel.
Bij besluit van 29 mei 2009 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [belanghebbenden] tegen de op 12 januari 2008 van rechtswege verleende bouwvergunning gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de bouwvergunning ingetrokken en deze alsnog geweigerd.
Bij uitspraak van 26 november 2010, verzonden op 8 december 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 15 februari 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [belanghebbenden] een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. W.J.Th. Bustin, advocaat te Groningen, en het college, vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, en S.M.H. Kerckhoffs en J. Brockötter, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende B], bijgestaan door mr. J. Veltman, advocaat te Amersfoort, ter zitting verschenen.
2.1. De van rechtswege verleende bouwvergunning is ingetrokken en bouwvergunning is alsnog geweigerd wegens strijd met redelijke eisen van welstand alsmede met de artikelen 2.5.10 en 2.5.12 van de Bouwverordening van de gemeente Stadskanaal (hierna: de Bouwverordening).
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende uitbreidingsplan "Plan in hoofdzaak Wedde" uit 1959 (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming agrarische doeleinden met bijbehorende bebouwing.
2.3. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet, voor zover hier van belang, mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet, voor zover hier van belang, mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand.
Ingevolge artikel 56a, tweede lid, mag de bouwvergunning eerste fase slechts en moet worden geweigerd indien een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel b, c, d of e, van toepassing is, met dien verstande dat onderdeel b van dat lid slechts van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Woningwet blijven de voorschriften van de bouwverordening aanvullend van toepassing indien het desbetreffende bestemmingsplan geen voorschriften bevat die hetzelfde onderwerp regelen, tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan in strijd is met de Bouwverordening. Daartoe voert hij aan dat het bestemmingsplan een uitputtende regeling bevat met betrekking tot de rooilijn, waardoor de Bouwverordening geen aanvullende werking toekomt.
2.4.1. Op de bij het bestemmingsplan behorende kaart zijn rooilijnen getekend. Volgens het renvooi bij de plankaart is een rooilijn, de lijn welke naar de wegzijde niet door bebouwing mag worden overschreden. Nu op de plankaart een rooilijn is getekend en het bestemmingsplan bepaalt wat die lijn inhoudt en welke afstand in acht moet worden genomen, kent het bestemmingsplan voorschriften die hetzelfde onderwerp regelen als de Bouwverordening, zodat ingevolge artikel 9 van de Woningwet de Bouwverordening buiten toepassing blijft. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het enkele feit dat de wegen Tangervelderweg, Borgesiusweg en de Grootstukkerweg, waaraan het perceel grenst, ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan nog niet waren aangelegd en het bestemmingsplan derhalve voor deze wegen geen rooilijn kent, niet leidt tot het oordeel dat het bestemmingsplan geen regeling bevat met betrekking tot de rooilijn.
Nu de Bouwverordening geen aanvullende werking toekomt, behoeft hetgeen [appellant] voor het overige hierover heeft aangevoerd geen bespreking.
Het betoog slaagt, maar leidt, gelet op hetgeen hierna is overwogen, niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college de negatieve welstandsadviezen van 14 januari 2008 en 14 februari 2008 ten grondslag mocht leggen aan het besluit van 29 mei 2009. Hij voert daartoe aan dat de welstandsadviezen in strijd zijn met de Welstandsnota Stadskanaal 2007 (hierna: welstandsnota).
2.5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 mei 2009 in zaak nr.
200804977/1) mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor de welstandstoetsing bij het college berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college dit niet, of niet zonder meer, aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie, dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Ook kan laatst vermelde omstandigheid aanleiding geven tot het oordeel, dat het besluit van het college in strijd is met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet of niet berust op een deugdelijke motivering. Dit neemt niet weg dat een welstandsnota criteria kan bevatten, die zich naar hun aard beter lenen voor beoordeling door een deskundige dan voor beoordeling door een aanvrager of derde-belanghebbende.
2.5.2. De welstandscommissie Stichting Libau welstands- en monumentenzorg Groningen (hierna: de welstandscommissie) heeft het bouwplan getoetst aan de welstandsnota en in het bijzonder aan het daarin neergelegde beleid en de criteria zoals deze gelden voor het gebied "Veenkoloniaal landschap", waarin het bouwplan is gelegen. In haar negatieve adviezen van 14 januari 2008 en 14 februari 2008 heeft de welstandscommissie geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met de welstandsnota, nu het bouwplan niet goed aansluit bij de verkavelingstructuur ter plaatse en de gebouwen evenwijdig aan de weg zijn geplaatst. Voorts wordt volgens de welstandscommissie door de schaal van de gebouwen de openheid van het landschap aangetast.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet is gebleken dat de welstandsadviezen inhoudelijk gezien op onzorgvuldige wijze of willekeurig, dan wel anderszins op onjuiste wijze tot stand zijn gekomen. Anders dan [appellant] stelt, is, gezien de ter zitting getoonde kaart, niet gebleken dat de gebouwen in de richting van de verkavelingstructuur worden geplaatst. Voorts is niet aannemelijk geworden dat het gezien de vorm van het perceel niet mogelijk is om in overeenstemming met de verkavelingstructuur te bouwen. Verder is het standpunt van de welstandscommissie, dat door het bouwplan de openheid van het landschap wordt verstoord, door [appellant] niet gemotiveerd bestreden. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college de welstandsadviezen ten grondslag mocht leggen aan zijn besluit.
2.6. Nu het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college de van rechtswege verleende bouwvergunning mocht herroepen en de bouwvergunning alsnog mocht weigeren op grond van artikel 44 van de Woningwet.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2011