ECLI:NL:RVS:2011:BR6300
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- C.H.M. van Altena
- A.M.L. Hanrath
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep inzake vrijstelling voor parkeerterrein en toegangsweg te Pieterburen
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 augustus 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep van een appellante tegen een besluit van de rechtbank Groningen. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die haar beroep tegen een vrijstellingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de Marne niet-ontvankelijk had verklaard. Dit vrijstellingsbesluit was verleend voor de aanleg van een parkeerterrein en de benodigde toegangsweg te Pieterburen, zoals aangegeven op een bij het besluit behorende kaart.
De rechtbank had geoordeeld dat de appellante geen procesbelang had, omdat de aanleg van het parkeerterrein inmiddels mogelijk was op basis van een nieuw bestemmingsplan, dat onherroepelijk was. De voorzitter van de Raad van State heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2011, waarbij de appellante en het college vertegenwoordigd waren. De voorzitter heeft overwogen dat er geen beletsel was om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep van de appellante niet-ontvankelijk was.
De voorzitter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Tevens is het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing is genomen in naam der Koningin, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van intrekking van besluiten voor de ontvankelijkheid van beroepen.