201101276/1/H3.
Datum uitspraak: 7 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Weert,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) van 15 december 2010 in zaak nr. 10/605 in het geding tussen:
de burgemeester van Weert (hierna: de burgemeester).
Bij besluit van 27 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Weert aan Schutterij St. Cornelius Swartbroek vergunning verleend voor het tijdelijk opgericht hebben van acht schietbomen op 6 en 7 september 2008 aan de Ringstraat-Venboordstraat te Swartbroek, het plaatsen van een tent op dat terrein, het aldaar houden van schietwedstrijden op die dagen van 10.00 uur tot zonsondergang en het in gebruik nemen van een mechanische geluidsinstallatie, een en ander onder het stellen van nadere voorschriften.
Bij besluit van 9 april 2010 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, voor zover het de omvang van het schootsveld betreft en voor het overige ongegrond.
Bij uitspraak van 15 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2011, waar [appellant] in persoon en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. W. Gootzen, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2.2.1, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2006 wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak.
Ingevolge artikel 2.2.2, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij de beroepsgrond dat het college de vergunning ten onrechte niet bekend heeft gemaakt ter zitting heeft ingetrokken. Deze grond is uitvoerig ter zitting aan de orde geweest. De verlening van de vergunning is niet gepubliceerd en is ook niet op een andere wijze bij omwonenden of grondeigenaren bekendgemaakt. Daarnaast wordt de vergunning zo laat verstrekt, dat het recht om bezwaar te maken illusoir wordt, aldus [appellant].
2.2.1. Hoewel uit het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de rechtbank niet blijkt dat de desbetreffende beroepsgrond door [appellant] is ingetrokken, kan dit hem niet baten, nu de burgemeester het besluit van 27 augustus 2008 door toezending aan de aanvrager op juiste wijze bekend heeft gemaakt en [appellant] daartegen tijdig bezwaar heeft gemaakt.
2.3. [appellant] klaagt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen geluidsnormering nodig is. Gezien de opeenstapeling van geluidsbronnen heeft de burgemeester ten onrechte niet voorgeschreven dat de gebruikte buksen geluidgedempt zijn. Daarnaast heeft de rechtbank de beroepsgrond betreffende het ontbreken van een normering van schiettijden ten onrechte niet behandeld.
2.3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat met het achterwege laten van vergunningvoorschriften ten aanzien van het schietlawaai geen sprake is van een situatie waarin onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van omwonenden, onder wie [appellant]. Het evenement heeft een incidenteel karakter en levert in de regel geen klachten op betreffende geluidshinder. Met dit oordeel heeft de rechtbank eveneens een oordeel gegeven omtrent de normering van schiettijden.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank de beroepsgrond inzake de veiligheid in de onveilige zone ten onrechte niet heeft behandeld. Volgens hem is het schootsveld niet altijd zichtbaar, zodat het schieten niet stopgezet kan worden, indien iemand de onveilige zone betreedt. Aangezien een gedeelte van de intensieve en de extensieve valzone uit bos bestaat, mocht de vergunning reeds om die reden niet verleend worden. Voorts is de op basis van de Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten van 19 mei 2009 (hierna: de HLTS 2009) vastgestelde onveilige zone te klein weergegeven, waardoor kogels buiten de vergunde zone terecht komen. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien dat de HLTS 2009 niet kan dienen als beoordelingskader voor aanvragen van vergunningen als de onderhavige. Daar komt volgens [appellant] bij dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat voorafgaand aan het evenement duidelijk dient te zijn dat de eigenaren van gronden binnen het onveilige gebied toestemming hebben verleend aan vergunninghoudster.
2.4.1. Volgens de bij de vergunning gestelde voorschriften moet de onveilige zone, ook wel schootsveld genoemd, vanaf de standplaats van de schutter kunnen worden overzien of overzichtelijk worden gemaakt, worden bij de onveilige zone waarschuwingsborden geplaatst en worden de paden en wegen binnen de onveilige zone gecontroleerd op de aanwezigheid van personen of vee. De burgemeester heeft voorts in aanmerking genomen dat de oppervlakte aan bosgebied zo gering is, dat de situering van het schietterrein op de in de vergunning vermelde plaats mogelijk is. De rechtbank heeft in het aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de burgemeester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met deze voorschriften de veiligheid van personen en dieren voldoende is gewaarborgd. Daarbij heeft zij terecht in aanmerking genomen dat de burgemeester de HLTS 2009 als beoordelingskader heeft gebruikt en dat mocht doen. Met betrekking tot de toestemming van grondeigenaren wordt overwogen dat de naleving van het ter zake in de vergunning opgenomen voorschrift een kwestie is van handhaving. Een besluit daaromtrent lag in beroep niet voor.
2.5. De rechtbank heeft volgens [appellant] ten slotte miskend dat de burgemeester geen afdoende bodembeschermingsmaatregelen in de vergunning heeft opgenomen. De burgemeester had volgens hem kogelvangers moeten voorschrijven ter voorkoming van loodvervuiling. Daar komt volgens [appellant] bij dat de kogelraapvoorschriften in de gemeente Weert niet worden gehandhaafd.
2.5.1. De rechtbank heeft terecht in het in beroep aangevoerde geen grond gevonden voor het oordeel dat de kogelraapvoorschriften die in de evenementenvergunning zijn opgenomen ontoereikend zijn. De burgemeester was niet gehouden kogelvangers voor te schrijven. De stelling van [appellant] dat de raapvoorschriften in dit geval niet gehandhaafd worden treft geen doel, nu, zoals onder 2.4.1. is overwogen, geen besluit daaromtrent in beroep voorlag.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2011