201012239/1/H1.
Datum uitspraak: 7 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) van 8 november 2010 in zaak nr. 09/1284 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (hierna: het college).
Bij besluit van 27 augustus 2008 heeft het college, voor zover thans van belang, geweigerd [appellant] vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen voor het oprichten van twee woningen aan de Bergerweg te Einighausen op het perceel kadastraal bekend STD00 sectie T, nr. 733 (hierna: het perceel).
Bij besluit van 25 juni 2009 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 januari 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. D. van Tilborg, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Schoffeleers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Op het perceel rusten ingevolge het bestemmingsplan "Einighausen" de bestemmingen "Tuin of onbebouwd erf" en "Erf". Het bouwplan is in strijd met de artikelen 11 en 12 van de bij dit plan behorende voorschriften.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling te verlenen, nu de ontwikkeling van het perceel, gelet op de toegenomen vraag naar starters- en seniorenwoningen, niet in strijd is met de op 24 april 2008 door de gemeenteraad van Sittard-Geleen vastgestelde "Regionale Woonmilieuvisie Westelijke Mijnstreek" (hierna: woonmilieuvisie). Bovendien voorzien de plannen in een eengezinswoning in het bovenmodaal segment. Verder heeft zij miskend dat het college de sloopopgave van meer dan 100 m2 ten onrechte niet heeft betrokken bij de belangenafweging en de woningen geen aanzet vormen tot lintbebouwing en passen binnen de groene omgeving.
2.2.1. In de woonmilieuvisie is onder meer vermeld dat samenhang aangebracht moet worden tussen nieuwbouw en sloop en vergroting van de woningbouwvoorraad een ongewenste ontwikkeling vormt voor het gebied, waarin het perceel is gelegen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college aan de weigering onder meer ten grondslag heeft mogen leggen dat de toename van het woningaanbod door de uitvoering van het bouwplan een ongewenste ontwikkeling vormt. Dat de op te richten woningen, als gesteld, geschikt zijn voor starters of senioren en sloop van de op het perceel aanwezige bebouwing is voorzien, betekent niet dat de woningbouwvoorraad bij uitvoering van het bouwplan niet toeneemt. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat het bouwplan niet strookt met het gevoerde stedenbouwkundig beleid en ten koste kan gaan van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, nu realisering ervan achter de bestaande woningen een aanzet kan vormen voor een tweede laan met lintbebouwing.
2.3. [appellant] betoogt evenzeer tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat, omdat voor de percelen kadastraal bekend STD00 T, nr. 739 en T, nr. 796 aan de Bergerweg wel vrijstelling is verleend, de weigering in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Reeds omdat ten aanzien van het perceel T, nr. 739, dat ten westen van het perceel ligt, vrijstelling en bouwvergunning is verleend, voordat de woonmilieuvisie is vastgesteld, is dit geen vergelijkbaar geval. Zoals de rechtbank voorts met juistheid heeft overwogen, is de omvang van het perceel T, nr. 796 dat ten oosten van het perceel van [appellant] en ten noorden van de Bergerweg is gelegen, groter. Verder voorziet de voor dit perceel verleende vrijstelling, in tegenstelling tot het bouwplan van [appellant], niet in bebouwing achter huizen. Het college heeft in dit verband in aanmerking mogen nemen dat dat bouwplan een mogelijke aanzet tot nieuwe lintbebouwing ten zuiden van de Bergerweg in oostelijke richting is. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank de weigering terecht niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel geacht.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2011