ECLI:NL:RVS:2011:BR6890

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100337/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Maastricht inzake dwangsom voor tekortkomingen aan pand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 29 november 2010. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht had op 28 april 2009 aan [appellant] gelast om tekortkomingen aan zijn pand op het perceel [locatie] te verhelpen, op straffe van een dwangsom. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarop hij hoger beroep heeft ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 augustus 2011. [appellant] stelde dat de rechtbank had miskend dat zijn brief van 15 mei 2009 als bezwaarschrift tegen het besluit van 28 april 2009 had moeten worden aangemerkt. Hij betoogde dat het college, gezien een telefonisch contact op 4 juni 2009, had moeten begrijpen dat hij bezwaar wilde maken. De Raad van State oordeelde echter dat de brief van 15 mei 2009 niet expliciet als bezwaarschrift was aangeduid en dat het college niet verplicht was om navraag te doen bij [appellant].

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 7 september 2011.

Uitspraak

201100337/1/H1.
Datum uitspraak: 7 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Maastricht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) van 29 november 2010 in zaak nr. 09/2100 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2009 heeft het college [appellant] op straffe van een dwangsom gelast de in de bijlage vermelde tekortkomingen aan het pand op het perceel [locatie] te Maastricht (hierna: het perceel) te verhelpen.
Bij besluit van 30 juni 2009 heeft het [appellant] dat opnieuw op straffe van een dwangsom gelast.
Bij brief van 14 oktober 2009 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 30 juni 2009 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en hem tevens te kennen gegeven dat de door hem aan het college verstuurde brief van 15 mei 2009 geen bezwaarschrift is.
Bij uitspraak van 29 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 januari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 7 februari 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.E.J.M. Vorstermans-Rompelberg, werkzaam in dienst van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] klaagt uitsluitend dat de rechtbank heeft miskend dat het college de brief van 15 mei 2009 ten onrechte niet heeft aangemerkt als bezwaarschrift tegen het besluit van 28 april 2009, nu die brief een betoog betreffende de begunstigingstermijn bevat. Het had gelet op het telefonisch contact van 4 juni 2009, hem duidelijk moeten zijn dat de brief als bezwaarschrift was bedoeld. Het college had, indien daarover onduidelijkheid bestond, bij hem navraag moeten doen.
2.1.1. In de brief van 15 mei 2009 is niet vermeld dat daarbij bezwaar wordt gemaakt tegen het besluit van 28 april 2009. De brief bevat slechts de mededeling dat de werkzaamheden zo spoedig mogelijk zullen worden uitgevoerd, nu door vrije dagen daartoe nog geen gelegenheid is gezien. Voorts heeft de rechtbank in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het het college op grond van een telefoongesprek met een medewerker van de gemeente Maastricht duidelijk had moeten zijn dat [appellant] met zijn brief van 15 mei 2009 niettemin heeft beoogd een bezwaarschrift in te dienen. Het was voorts niet gehouden om bij [appellant] te informeren of deze bedoelde bezwaar te maken.
Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2011
17-700.