Uitspraak
201104798/1/R2, 201104799/1/R2, 201105232/1/R2, 201105236/1/R2).
Raad van State
Op 2 september 2011 deed de Raad van State uitspraak in een zaak tussen de stichting Stichting de Faunabescherming en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De zaak betrof de vergunningverlening aan de Vereniging van importeurs van schelpdieren (VIS) voor het uitzaaien van mosselen in de Oosterschelde, afkomstig uit verschillende Europese gebieden. De Faunabescherming had bezwaar gemaakt tegen deze vergunningen, omdat zij vreesde voor de impact op de natuurlijke kenmerken van de Oosterschelde en de mogelijke vestiging van invasieve exoten. De Faunabescherming stelde dat het Schelpdierimport monitoringsprotocol niet voldoende waarborgde dat schadelijke soorten zich niet zouden vestigen en verwees naar wetenschappelijk onderzoek dat de aanwezigheid van het norovirus in mosselen aantoonde.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, R.J. Hoekstra, behandelde het verzoek om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 26 augustus 2011 werd de Faunabescherming vertegenwoordigd door haar secretaris, terwijl de staatssecretaris werd bijgestaan door meerdere ambtenaren. De voorzitter oordeelde dat de staatssecretaris op basis van de beschikbare wetenschappelijke kennis en het monitoringsprotocol voldoende had aangetoond dat het uitzaaien van mosselen geen schadelijke gevolgen zou hebben voor de Oosterschelde. De Faunabescherming had niet overtuigend aangetoond dat de vergunningverlening in strijd was met de Natuurbeschermingswet 1998.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukte dat de beoordeling van de staatssecretaris niet de absolute zekerheid vereiste dat er geen probleemsoorten zouden vestigen, maar dat er voldoende waarborgen waren getroffen om de risico's te beheersen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 september 2011.