201104973/2/R4.
Datum uitspraak: 7 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1] en anderen, allen wonend te Amersfoort,
2. de stichting Stichting Beweging 3.0, gevestigd te Amersfoort,
de raad van de gemeente Amersfoort,
verweerder.
Bij besluit van 15 maart 2011, kenmerk 3706766, heeft de raad het bestemmingsplan "Leusderkwartier-Kersenbaan" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2011, en Beweging 3.0 bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2011, beroep ingesteld. [verzoeker sub 1] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 17 mei 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2011, hebben [verzoeker sub 1] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft Beweging 3.0 de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker sub 1] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 25 augustus 2011, waar [verzoeker sub 1] en anderen, van wie [gemachtigde] in persoon, bijgestaan door mr. drs. G.H. van der Waaij, advocaat te Leusden, Beweging 3.0, vertegenwoordigd door mr. L. Haver Droeze en E. Kipp, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, ing. W.R.H. van Santen-Buma, ing. B.H. Willighagen en ing. P.A.B. Reffeltrath, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de aanleg van de Kersenbaan, tweede fase, te Amersfoort. Het voorziene tracé begint bij de Leusderweg, in het verlengde van een reeds gerealiseerd deel van de Kersenbaan - de eerste fase - en loopt via de rotonde Roethof tot aan de aansluiting op de Rijksweg A28.
2.3. [verzoeker sub 1] en anderen betogen dat ten onrechte geen milieueffectrapport (hierna: MER) is gemaakt. Zij voeren hierbij aan dat het gaat om de aanleg van een autoweg en daarmee om een activiteit die behoort tot categorie 1.2 van onderdeel C van de bijlage behorende bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (hierna: Besluit m.e.r. 1994).
2.3.1. Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer in samenhang bezien met artikel 2, eerste lid, van het Besluit m.e.r. 1994 worden als activiteiten bij de voorbereiding waarvan een MER moet worden gemaakt, aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel C van de bijlage is omschreven. Ingevolge artikel 7.2, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer in samenhang bezien met artikel 2, tweede lid, van het Besluit m.e.r. 1994 worden als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet bepalen of een MER moet worden gemaakt, aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel D van de bijlage is omschreven.
In onderdeel C van de bijlage wordt in categorie 1.2, voor zover hier van belang, bepaald dat een MER dient te worden gemaakt in het kader van een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg van een autosnelweg of autoweg, niet zijnde een hoofdweg.
In de onderdelen C en D van de bijlage wordt in categorie 1.3 onderscheidenlijk categorie 1.1, voor zover hier van belang, bepaald dat een MER dient te worden gemaakt dan wel beoordeeld dient te worden of een MER dient te worden gemaakt, in het kader van een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, niet zijnde een hoofdweg, autosnelweg of autoweg, met een tracélengte van 10 onderscheidenlijk 5 kilometer of meer.
Ingevolge onderdeel A van de bijlage wordt verstaan onder autoweg:
a. een voor autoverkeer bestemde weg die alleen toegankelijk is via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het is verboden te stoppen of te parkeren, of
b. een weg als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
2.3.2. De raad heeft aan zijn standpunt dat geen MER behoefde te worden gemaakt ten grondslag gelegd dat de lengte van de Kersenbaan onder de voor de MER-plicht en de MER-beoordelingsplicht geldende grenzen van onderscheidenlijk 10 en 5 kilometer blijft. Ter zitting heeft de raad desgevraagd nader verklaard er daarbij zonder meer van te zijn uitgegaan dat de Kersenbaan niet een autoweg is in de zin van het Besluit m.e.r. 1994. De raad heeft dit uitgangspunt niet nader onderbouwd.
2.3.3. Niet in geschil is dat indien de Kersenbaan geen autoweg is in de zin van het Besluit m.e.r. 1994, een MER-plicht noch een MER-beoordelingsplicht geldt gezien de lengte van het tracé. Indien de Kersenbaan echter wel een autoweg is, moet worden geconcludeerd dat het plan ziet op een activiteit die behoort tot categorie 1.2 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. 1994 zodat een MER-plicht geldt. Het geschil spitst zich daarom toe op de vraag of de Kersenbaan moet worden aangemerkt als autoweg in de zin van het Besluit m.e.r. 1994.
2.3.4. Ter zitting heeft de raad desgevraagd aan de hand van de verbeelding een toelichting gegeven op de kenmerken en de inrichting van de Kersenbaan. Daarbij is gebleken dat niet is voorzien in parkeerplaatsen langs de weg. Verder is onder meer gebleken dat de Kersenbaan toegankelijk zal zijn via het knooppunt met de A28, het door verkeerslichten geregelde kruispunt met de Arnhemseweg-Zuid, het door verkeerslichten geregelde kruispunt met de Diamantweg en via de rotonde Roethof waarmee de Kersenbaan via een tunnel ongelijkvloers kruist en waarbij een oprit naar de Kersenbaan wordt gerealiseerd. Gelet hierop en op hetgeen in de plantoelichting over de kenmerken en de inrichting van de Kersenbaan overigens is vermeld, acht de voorzitter niet uitgesloten dat de vraag of de Kersenbaan moet worden aangemerkt als een autoweg in de zin van het Besluit m.e.r. 1994, bevestigend moet worden beantwoord. Dit punt vergt echter nader onderzoek waartoe de onderhavige procedure zich niet leent.
2.4. [verzoeker sub 1] en anderen voeren verder bezwaren aan die betrekking hebben op vermeend onjuiste uitgangspunten bij de onderbouwing van het nut en de noodzaak van de Kersenbaan, onjuistheden wat betreft de gehanteerde verkeersgegevens en onjuistheden in de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken met betrekking tot geluidbelasting en luchtkwaliteit. [verzoeker sub 1] en anderen hebben hun bezwaren onderbouwd met onder meer verkeerskundige en milieukundige analyses, alsmede met rapportages van de adviesbureaus Buro Blauw en Peutz. Beweging 3.0 voert bezwaren aan met betrekking tot de gevolgen van de Kersenbaan voor onder meer de geluidbelasting en de luchtkwaliteit ter plaatse van haar woonzorgcentrum aan de Diamantweg te Amersfoort. De beoordeling van de veelomvattende en veelal complexe bezwaren van [verzoeker sub 1] en anderen, alsmede van de bezwaren van Beweging 3.0, vergt eveneens nader onderzoek waartoe de onderhavige procedure zich niet leent.
2.5. Gelet op het ter zitting verhandelde acht het voorzitter het niet uitgesloten dat de in verband met de aanleg van de Kersenbaan benodigde omgevingsvergunningen zullen worden verleend en met de werkzaamheden zal worden gestart voordat de behandeling van het geding in de bodemprocedure zal zijn afgerond. Gelet hierop en in aanmerking genomen hetgeen in 2.3.4 en 2.4 is overwogen, ziet de voorzitter aanleiding de verzoeken toe te wijzen teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
2.6. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van [verzoeker sub 1] en anderen en Beweging 3.0 te worden veroordeeld.
Daarbij overweegt de voorzitter met betrekking tot het verzoek van Beweging 3.0 om vergoeding van de kosten van een deskundigenrapport dat niet is gebleken van een dergelijk rapport waarvan de kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Amersfoort van 15 maart 2011, kenmerk 3706766;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Amersfoort tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
veroordeelt de raad van de gemeente Amersfoort tot vergoeding van bij de stichting Stichting Beweging 3.0 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 903,71 (zegge: negenhonderddrie euro en eenenzeventig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Amersfoort aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [verzoeker sub 1] en anderen en € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) voor de stichting Stichting Beweging 3.0 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Timmerman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2011