201103829/1/R2.
Datum uitspraak: 14 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Wijchen,
het college van burgemeester en wethouders van Wijchen,
verweerder.
Bij besluit van 15 februari 2010 heeft het college het verzoek van [appellant] om een wijzigingsplan vast te stellen ten behoeve van de toekenning van een bouwblok op het perceel [locatie] te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 29 juli 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de rechtbank Arnhem ingekomen op 10 september 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij uitspraak van 8 februari 2011, in zaak nr. AWB 10/3342, heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank heeft het beroep bij brief van 30 maart 2011 met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden aan de Afdeling. Tegen de uitspraak van de rechtbank is geen hoger beroep bij de Afdeling ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, en het college, vertegenwoordigd door mr. Y. Sieuwerts en E. Crljenkovic, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Aan het perceel [locatie] te [plaats] is in het bestemmingsplan "Buitengebied" de bestemming "Agrarisch gebied" toegekend, waarop zeer beperkt bebouwing mogelijk is. [appellant] kan zich niet verenigen met de afwijzing van het verzoek tot wijziging van de bestemming ten behoeve van de toekenning van een bouwblok op bedoeld perceel. Hij voert hiertoe aan dat sprake is van de voorgenomen realisering van een volwaardig bedrijf en dat, nu aan alle wijzigingsvoorwaarden uit het plan voldaan wordt, het college ten onrechte geen gebruik maakt van zijn bevoegdheid de bestemming te wijzigen.
2.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.3.1, van de planvoorschriften mag op tot "Agrarisch gebied" bestemde gronden uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de in de doeleindenomschrijving genoemde doeleinden.
Ingevolge artikel 4, lid 4.5.2, van de planvoorschriften kunnen burgemeester en wethouders, met inachtneming van het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (art. 27), de bestemming wijzigen ten behoeve van de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf door het opnemen van een nieuw agrarisch bouwperceel. Hierbij dient aan de in dit artikel sub a t/m l genoemde voorwaarden te worden voldaan.
Ingevolge artikel 4, lid 4.5.2, sub d, van de planvoorschriften dient sprake te zijn van een vestiging van een volwaardig agrarisch bedrijf; omtrent de volwaardigheid zal advies worden gevraagd van een terzake deskundige.
2.3. Uit het schrijven van het college van 12 februari 2009 aan [appellant] volgt dat aan de voorwaarden a, b, c, e, f, g, h en i uit artikel 4, lid 4.5.2, van de planvoorschriften wordt voldaan. Voorwaarden j en l spelen pas in een later stadium van de procedure een rol en voorwaarde k is niet van toepassing. Inzake voorwaarde d, die ziet op de volwaardigheid van het voorgenomen agrarisch bedrijf van [appellant], heeft het college advies gevraagd aan de Agrarische beoordelingscommissie (hierna: Abc).
2.3.1. Blijkens de stukken heeft de Abc op 14 juli 2009 advies uitgebracht. [adviseur] van [appellant], heeft bij brieven van 10 november 2009 en 24 november 2009 op dit advies gereageerd. Vervolgens heeft de Abc desgevraagd op 25 januari 2010 een nadere onderbouwing van haar advies uitgebracht. Nu het bestemmingsplan geen definitie bevat van een 'volwaardig agrarisch bedrijf' heeft de Abc dit in haar advies als volgt gedefinieerd: "een bedrijf waarin een volwaardige arbeidskracht, gedurende het gehele jaar een volledige dagtaak vindt en dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt, om duurzaam en bij wijze van hoofdberoep te worden geëxploiteerd." De Abc komt in haar adviezen tot de conclusie dat in het voornemen van [appellant] sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf. Het college sluit zich aan bij de door de Abc gehanteerde definitie van een volwaardig agrarisch bedrijf en deze is als zodanig ook door [appellant] niet betwist. Het college heeft het advies van de Abc ten grondslag gelegd aan zijn besluit van 15 februari 2010 tot afwijzing van het verzoek van [appellant] tot wijziging van de bestemming. In het besluit op bezwaar van 29 juli 2010 heeft het college de afwijzing nader gemotiveerd en het besluit tot afwijzing van het verzoek gehandhaafd. Conform het advies van de Abc en in overeenstemming met hetgeen [appellant] betoogt, is het college van oordeel dat sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf.
2.3.2. Niet in geschil is derhalve dat in de door [appellant] gewenste situatie sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf en dat het verzoek van [appellant] ook overigens aan de in artikel 4, lid 4.5.2, van de planvoorschriften genoemde voorwaarden - voor zover hier van belang en van toepassing - voldoet. De Afdeling overweegt voorts dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid. Het feit dat aan de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
2.3.3. Het college heeft in dit verband het volgende in zijn afweging betrokken. Gelet op artikel 27 van de planvoorschriften, de beschrijving in hoofdlijnen, waarin is aangegeven dat het gewenst is dat nieuwvestiging plaatsvindt in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, is het college zeer terughoudend met het verlenen van medewerking aan nieuwe agrarische bouwblokken in het agrarisch gebied waarin het perceel aan de [locatie] ligt. Het college wil voorkomen dat een wildgroei aan nieuwe agrarische bouwblokken ontstaat, terwijl bestaande bouwblokken niet meer worden gebruikt. Dit terughoudende beleid is bij de herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgelegd door hierin op dit punt niet langer een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Voorts heeft het college gewicht toegekend aan het feit dat een bedrijfswoning in agrarisch ontwikkelingsgebied mogelijk andere toekomstige agrarische initiatieven frustreert.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen die ten grondslag liggen aan de afwijzing van het verzoek dan aan het belang van [appellant] bij toekenning van een bouwblok op het perceel aan de [locatie].
2.4. In hetgeen [appellant]s heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college bij het bestreden besluit de afwijzing van het verzoek niet had mogen handhaven. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2011