ECLI:NL:RVS:2011:BS8840

Raad van State

Datum uitspraak
14 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101359/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.G. Drupsteen
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een revisievergunning voor het op- en overslaan van containers met afvalstoffen

Op 8 december 2010 verleende het college van burgemeester en wethouders van Tilburg een revisievergunning aan Attero Zuid B.V. voor een inrichting voor het op- en overslaan van gesloten containers met brandbare huishoudelijke en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen. Dit besluit werd op 20 december 2010 ter inzage gelegd. Tegen deze vergunning heeft een beroep ingediend door twee appellanten, die hun gronden aanvulden op 3 februari 2011. De zaak werd behandeld door de Raad van State op 2 september 2011, waar de appellanten en vertegenwoordigers van het college en Attero Zuid B.V. aanwezig waren.

De appellanten betoogden dat het akoestisch onderzoek dat bij de vergunningaanvraag was gevoegd, onvolledig was. Ze stelden dat de geluidshinder van het proces van het laden en lossen van containers onvoldoende was meegenomen in het onderzoek. De Raad van State oordeelde echter dat het akoestisch onderzoek de relevante geluidsbronnen correct had meegenomen en dat de beroepsgrond van de appellanten faalde. Daarnaast werd betoogd dat het akoestisch onderzoek ten onrechte uitging van een maximale opslagcapaciteit van 50 containers, terwijl in werkelijkheid tot 90 containers in het weekend opgeslagen zouden worden. De Raad van State oordeelde dat de vergunning en het bijbehorende akoestisch onderzoek bindend waren en dat het college terecht had besloten op basis van de aanvraag zoals deze was ingediend.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 14 september 2011.

Uitspraak

201101359/1/M1.
Datum uitspraak: 14 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] (hierna: tezamen en enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats], gemeente Tilburg,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2010 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Attero Zuid B.V. een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor het op- en overslaan van gesloten containers met brandbare huishoudelijke en daarmee vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen en het op- en overslaan van gesloten containers met stukgoederen. Dit besluit is op 20 december 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 3 februari 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 september 2011, waar [appellant sub 1], in persoon en bijgestaan door mr. R.T. Kirpestein, en het college, vertegenwoordigd door J.H.P.M. Kieboom, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Attero Zuid B.V., vertegenwoordigd door mr. M.G. Ramakers, [gemachtigden], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht van de Invoeringswet Wabo volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.
2.2. [appellant] betoogt dat het bij de vergunningaanvraag behorende akoestisch onderzoek onvolledig is. [appellant] voert hiertoe aan dat het proces waarbij de containers van de treinwagons op de kade worden gezet en vervolgens vanaf de kade op een trailer worden geplaatst en dit proces in omgekeerde volgorde ernstige geluidhinder veroorzaakt. Deze geluidhinder is maar beperkt meegenomen in het akoestisch onderzoek, aldus [appellant]. Verder voert [appellant] aan dat het geluid dat de dubbele overslag veroorzaakt ten onrechte niet is meegenomen in het akoestisch onderzoek.
2.2.1. In het akoestisch onderzoek zijn bij de berekening van de geluidsbronnen de binnen de inrichting uit te voeren handelingen in verschillende varianten betrokken. Uit dit akoestisch onderzoek volgt dat het laden en lossen van containers alsmede dubbel te verrichten handelingen in het geluidonderzoek zijn meegenomen. Niet is gebleken dat deze geluidsbronnen onjuist of onvolledig bij het geluidonderzoek zijn betrokken.
De beroepsgrond faalt.
2.3. [appellant] betoogt dat het akoestisch onderzoek er ten onrechte van uitgaat dat maximaal 50 containers tijdelijk worden opgeslagen binnen de inrichting omdat in het weekend tot wel 90 containers worden opgeslagen.
2.3.1. In de vergunningaanvraag en het daarbij behorende akoestisch onderzoek is vermeld dat de opslagcapaciteit binnen de inrichting maximaal 50 containers bedraagt. De aanvraag en het daarbij behorende akoestisch onderzoek zijn bindend nu zij krachtens het dictum van het bestreden besluit onderdeel uitmaken van de vergunning. Uit het stelsel van de Wet milieubeheer volgt dat het bevoegde gezag dient te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend. Het college heeft dus terecht de gevolgen van de aangevraagde situatie - waaronder de opslag van 50 containers - onderzocht. Voor zover [appellant] betoogt dat dit aantal niet zal worden nageleefd overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond geen betrekking heeft op de rechtmatigheid van de ter beoordeling staande vergunning en om die reden niet kan slagen.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2011
262-684.