ECLI:NL:RVS:2011:BT2124
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.W.L. Loeb
- C. Sparreboom
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake bewonersparkeervergunning Den Haag
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 3 september 2010 een aanvraag van de wederpartij om verlening van een bewonersparkeervergunning afgewezen. De wederpartij heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 21 januari 2011 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de wederpartij beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage, die op 15 juni 2011 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van het college vernietigde. De rechtbank heeft het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de wederpartij, met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak van de rechtbank.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 18 augustus 2011 behandeld. De voorzitter heeft overwogen dat het college in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Dit is gedaan om te voorkomen dat er ongewenste precedentwerking zou ontstaan, mocht het college een nieuw besluit nemen dat in strijd is met de uitspraak van de rechtbank.
De voorzitter heeft beslist dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag geen nieuw besluit op het bezwaar van de wederpartij hoeft te nemen, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Deze beslissing is op 14 september 2011 in het openbaar uitgesproken.