ECLI:NL:RVS:2011:BT2139

Raad van State

Datum uitspraak
16 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105569/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Randenbroek Zuid en verzoek voorlopige voorziening

Op 15 maart 2011 heeft de raad van de gemeente Amersfoort het bestemmingsplan "Randenbroek Zuid" vastgesteld. Dit plan voorziet in de bouw van 279 woningen, waarbij een deel van de bestaande woningen in het plangebied zal worden gesloopt. Tegen dit besluit hebben onder meer twee verzoekers, wonend te Amersfoort, en de stichting Stichting Heiligenbergerbeekdal beroep ingesteld. De verzoekers hebben hun beroep aangevuld en verzocht om een voorlopige voorziening, wat op 29 augustus 2011 ter zitting is behandeld. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen.

De voorzitter overweegt dat de kap van de bomen niet in het bestemmingsplan is geregeld en dat deze met de verlening van vergunningen kan worden toegestaan. Er is niet aangetoond dat de bomen een monumentale status hebben of dat er een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig is voor de kap. De voorzitter concludeert dat de raad het bestemmingsplan niet had kunnen vaststellen als er op voorhand in redelijkheid moest worden ingeschat dat de Flora- en faunawet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De onderzoeken hebben niet aangetoond dat de bomen vaste rust- en verblijfplaatsen zijn voor beschermde diersoorten.

De voorzitter heeft ook de argumenten van de verzoekers over de noodzaak van de nieuwbouw en de impact van geluidschermen op hun uitzicht beoordeeld. De voorzitter concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er behoefte is aan nieuwe woningen en dat het uitzicht van de verzoekers niet onevenredig zal worden aangetast. De verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De voorzitter heeft vastgesteld dat het geschil zich ook richt op het herstel van de Berliozwatergang en de ecologische waarde van de te kappen bomen, maar ook hier zijn de verzoeken afgewezen.

Uitspraak

201105569/2/R3.
Datum uitspraak: 16 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1 A] en [verzoeker sub 1 B], beiden wonend te Amersfoort,
2. de stichting Stichting Heiligenbergerbeekdal, gevestigd te Amersfoort,
en
de raad van de gemeente Amersfoort,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Randenbroek Zuid" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 mei 2011, en Stichting Heiligenbergerbeekdal bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 mei 2011, beroep ingesteld. [verzoekers sub 1] hebben hun beroep aangevuld bij brief van 14 juni 2011. Stichting Heiligenbergerbeekdal heeft haar beroep aangevuld bij brief van 16 juni 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 mei 2011, hebben [verzoekers sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft Stichting Heiligenbergerbeekdal de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben de stichting Stichting De Alliantie en anderen een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 29 augustus 2011, waar [verzoekers sub 1], vertegenwoordigd door mr. O.V. Wilkens, Stichting Heiligenbergerbeekdal, vertegenwoordigd door W. van Offeren en E. Fosters, en de raad, vertegenwoordigd door drs. R. Klooster, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. D.A. Cleton, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting de stichting Stichting De Alliantie en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de bouw van 279 woningen te Randenbroek Zuid, waarbij een deel van de bestaande woningen in het plangebied zal worden gesloopt.
2.3. [verzoekers sub 1] voeren aan dat geen behoefte bestaat aan de beoogde nieuwbouw van woningen, aangezien in Amersfoort en omliggende gemeenten een groot aantal woningen te koop staat. Verder stellen zij dat als gevolg van de aan te leggen geluidschermen in de nabijheid van hun woning hun uitzicht zal worden aangetast.
2.3.1. De voorzitter overweegt dat volgens de "Woonvisie Amersfoort 2006-2010" van de raad van Amersfoort van 27 juni 2006 als gevolg van de toename van de bevolking van Amersfoort een structurele behoefte bestaat aan nieuwe woningen. Daarbij komt dat een bestemmingsplan zich uitstrekt over een periode van in beginsel tien jaar en dat de raad ter zitting naar voren heeft gebracht dat voor de nieuw te bouwen woningen zich inmiddels een aanzienlijk aantal gegadigden heeft aangemeld en reeds woningen zijn verkocht. Bovendien zal om de nieuw te bouwen woningen mogelijk te maken een deel van bestaande voorraad woningen in het plangebied worden gesloopt. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan voorziet in de woningbehoefte.
2.3.2. Niet betwist wordt dat de afstand tussen de beoogde locatie van de geluidschermen en de woning van [verzoekers sub 1] ongeveer 40 m bedraagt en dat deze zullen worden gerealiseerd binnen de bestemming "Groen".
Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht van [verzoekers sub 1] niet onevenredig zal worden aangetast, nog daargelaten dat de geluidschermen, naar de raad ter zitting heeft verklaard, ook zonder de in het plan voorziene woningbouw gerealiseerd moeten worden.
2.4. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoekers sub 1] afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
2.6. Ter zitting is gebleken dat het geschil tussen de raad en Stichting Heiligenbergerbeekdal zich met name toespitst op het herstel van de zogeheten Berliozwatergang in het plangebied en de ecologische en cultuurhistorische waarde van de te kappen bomen ter hoogte van de aansluiting van de Heiligenbergerweg op de locatie Randenbroek Zuid.
2.6.1. Stichting Heiligenbergerbeekdal stelt dat de beslissing van de raad om de Berliozwatergang niet als zodanig op te nemen in het plan niet afdoende is gemotiveerd. Het gaat hier volgens haar om een historische watergang, waarvan het herstel zou bijdragen aan een levendig slotenstelsel in de omgeving. Verder betwist Stichting Heiligenbergerbeekdal het standpunt van de raad dat ingeval van herstel van de watergang onvoldoende water door de watergang zal worden aangevoerd en dat de kwaliteit van het water in de watergang niet kan worden gewaarborgd.
2.6.2. De conclusie van de in de plantoelichting opgenomen waterparagraaf is dat aan de voor het plan te hanteren ontwateringeisen kan worden voldaan. Stichting Heiligenbergerbeekdal heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze conclusie onjuist is. Blijkens de zienswijzennota heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Vallei en Eem op 9 april 2010 ingestemd met de in de plantoelichting opgenomen waterparagraaf. Ter zitting is gebleken dat Stichting Heiligenbergerbeekdal het herstel van de Berliozwatergang met name wenst om cultuurhistorische redenen. De raad heeft herstel van de watergang met verwijzing naar de waterparagraaf niet noodzakelijk geacht voor de waterhuishouding in het plangebied. Herstel van de watergang enkel om cultuurhistorische redenen is voor de raad niet van dusdanig groot belang geweest dat deze in het plan opgenomen had moeten worden. Dat standpunt is voorshands niet onredelijk. Bovendien ligt de Berliozwatergang binnen de bestemming "Groen". Ingevolge de planregels is het toegestaan om binnen deze bestemming een watergang aan te leggen. Stichting Heiligenbergerbeekdal heeft niet aannemelijk gemaakt dat vanwege de aanleg van buizen en grondverzetactiviteiten het herstel van de watergang praktisch onmogelijk wordt, zodat het plan in zoverre geen onomkeerbare gevolgen heeft.
2.7. Stichting Heiligenbergerbeekdal stelt dat in verband met de uitvoering van het plan ten onrechte de eiken langs de Heiligenbergerweg ter hoogte van de aansluiting met de locatie Randenbroek Zuid zullen worden gekapt. De raad gaat hiermee volgens haar ten onrechte voorbij aan de cultuurhistorische en ecologische betekenis van de oudere eiken.
2.7.1. De voorzitter overweegt dat de kap van de bomen niet in het plan wordt geregeld en dat deze met de verlening van vergunningen wordt toegestaan. De inwerkingtreding van het bestemmingsplan is niet van invloed op de verlening van deze vergunningen.
Bovendien is niet aannemelijk gemaakt dat aan de betreffende bomen van overheidswege een monumentale status is toegekend. Voor zover Stichting Heiligenbergerbeekdal stelt dat vanwege de ecologische waarde van de bomen een ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) benodigd is voor de kap hiervan, wordt overwogen dat de vragen of voor de uitvoering van het plan een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, in beginsel pas aan de orde komen in een procedure op grond van de Ffw. Dit neemt niet weg dat de raad het plan niet had kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Uit de verrichte onderzoeken is niet gebleken dat de bomen vaste rust- en verblijfplaatsen vormen voor beschermde diersoorten, zoals bedoeld in artikel 11 van de Ffw. In hetgeen Stichting Heiligenbergerbeekdal heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat deze onderzoeken onjuist, dan wel onvolledig zijn.
2.8. In hetgeen Stichting Heiligenbergerbeekdal voor het overige heeft aangevoerd ziet de voorzitter evenmin aanleiding voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
2.9. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van Stichting Heiligenbergerbeekdal afgewezen.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2011
429-656.