201011473/4/R3.
Datum uitspraak: 22 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:
de raad van de gemeente Heusden,
verzoeker,
om opheffing (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van 11 april 2011, in zaak nr.
201011473/2/R3, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen onder meer:
[wederpartij], gevestigd te Vlijmen, en anderen,
Bij uitspraak van 11 april 2011, in zaak nr.
201011473/2/R3, heeft de voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van 21 september 2010, nummer OLOGMK02, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Vlijmen, inclusief de Vliedberg" gedeeltelijk geschorst.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juli 2011, heeft de raad de voorzitter verzocht deze voorlopige voorziening gedeeltelijk op te heffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 september 2011, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. M.T.G. Küper, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door E. de Bruijn, is verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Bij voormelde uitspraak heeft de voorzitter overwogen dat niet is uitgesloten dat bij verhoging van de aanwezige geluidsschermen aan de noordzijde van de rijksweg A59 door de weerkaatsing van het geluid tegen de voorziene schermen richting het zuiden aan de zuidzijde van de rijksweg gevolgen zouden worden ondervonden. Indien deze ontwikkeling ertoe zou leiden dat aan de zuidzijde van de rijksweg geluidsschermen noodzakelijk zouden zijn om een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in het gebied direct naast de percelen van [wederpartij] en anderen te waarborgen, zouden ook [wederpartij] en anderen nadelige gevolgen van deze geluidsschermen aan de zuidzijde van de rijksweg ondervinden, door het verlies van zicht op hun bedrijven.
2.3. De raad heeft verzocht om opheffing van de schorsing voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer - Snelweg" en de aanduiding "vrijwaringszone - weg 1" aan de noordzijde van de rijksweg A59, voor zover dit ligt tussen de Tunnelweg en het verlengde van de Industriestraat, zoals nader aangeduid op de bij de uitspraak van 11 april 2011 behorende kaart. De raad heeft hierbij gesteld dat ten gevolge van de in het plan voorziene verhoging van de geluidsschermen aan de noordzijde van de rijksweg geen hogere geluidsbelasting zal worden ondervonden aan de zuidzijde van de rijksweg. Dit volgt volgens de raad uit het onderzoek dat de raad naar aanleiding van voormelde uitspraak heeft laten uitvoeren door het Raadgevend ingenieursbureau Metz B.V.
2.4. Uit de rapportage van het onderzoek van het Raadgevend ingenieursbureau Metz B.V. van 2 mei 2011 blijkt dat na de verhoging van de geluidsschermen aan de noordzijde van de rijksweg A59 de geluidsbelasting op de aan het zuiden van de rijksweg in de eerste lijn gelegen woningen zal afnemen. Deze afname wordt veroorzaakt door de akoestisch absorberende uitvoering van de voorziene geluidsschermen aan de noordzijde van de rijksweg. Een verhoging van de geluidsschermen aan de noordzijde van de rijksweg heeft derhalve niet tot gevolg dat aan de zuidzijde van de rijksweg geluidsschermen noodzakelijk zijn om een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in het gebied direct naast de percelen van [wederpartij] en anderen te waarborgen.
[wederpartij] en anderen hebben de resultaten van het onderzoek weliswaar betwist, doch dit niet onderbouwd met bijvoorbeeld een tegenonderzoek.
2.5. Ten aanzien van het betoog van [wederpartij] en anderen dat als gevolg van de verhoging van de noordelijke geluidsschermen hun bedrijven aan de andere zijde van de rijksweg, gezien vanaf een parkeerplaats achter de verhoogde schermen, geheel aan het zicht worden onttrokken, overweegt de voorzitter dat, wat er verder ook zij van de stelling van [wederpartij] en anderen dat vanaf de parkeerplaats thans nog zicht bestaat op hun bedrijven, de raad ter zitting onweersproken heeft gesteld dat het vorige plan voorziet in een maximale bouwhoogte van de geluidsschermen aan de noordzijde van de rijksweg A59 van 4,5 meter. Thans hebben deze schermen een hoogte van 3 meter. Bij een geluidsscherm met een hoogte van 4,5 meter zou het eventuele zicht op de bedrijven van [wederpartij] en anderen vanaf de parkeerplaats geheel verdwijnen. Toewijzing van het verzoek leidt in dit opzicht dan ook niet tot het daarmee beoogde doel.
2.6. In hetgeen [wederpartij] en anderen voor het overige hebben aangevoerd ziet de voorzitter evenmin aanleiding voor de verwachting dat het plandeel in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
2.7. Gelet hierop en in aanmerking genomen het belang dat is gemoeid met een verhoging van de noordelijke geluidsschermen in verband met de geluidsbelasting op de woningen aan de noordzijde van de rijksweg ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om opheffing van de getroffen voorlopige voorziening toe te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
heft de schorsing van het besluit van de raad van de gemeente Heusden van 21 september 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Vlijmen, inclusief de Vliedberg", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer - Snelweg" en de aanduiding "vrijwaringszone - weg 1" aan de noordzijde van de rijksweg A59 voor zover dit ligt tussen de Tunnelweg en het verlengde van de Industriestraat, zoals nader aangeduid op de bij de uitspraak van 11 april 2011 in zaak nr.
2011011473/2/R3behorende kaart, op.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2011