ECLI:NL:RVS:2011:BT2822

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104690/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 11 maart 2011, waarin het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand ongegrond werd verklaard. De Raad voor Rechtsbijstand had op 3 februari 2010 de aanvraag van [appellant] afgewezen, omdat het een rechtsbelang betreft dat aan de rechtszoekende zelf kan worden overgelaten. Dit besluit volgde op een eerdere afwijzing van een vergelijkbare aanvraag op 12 juni 2009, waartegen geen bezwaar was gemaakt, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar was geworden.

De rechtbank oordeelde dat de Raad voor Rechtsbijstand terecht had gehandeld, maar de gronden waarop deze beslissing was gebaseerd waren niet volledig correct. [appellant] had in zijn hoger beroep aangevoerd dat er nieuwe feiten waren die een herbeoordeling rechtvaardigden, maar de Raad van State oordeelde dat de door [appellant] aangevoerde omstandigheden niet als nieuw konden worden aangemerkt. De rechtbank had het beroep van [appellant] terecht ongegrond verklaard, maar niet op de juiste gronden.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar verbeterde de gronden waarop deze rustte. De beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand om de aanvraag van [appellant] af te wijzen werd daarmee gehandhaafd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 september 2011.

Uitspraak

201104690/1/H2.
Datum uitspraak: 28 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 11 maart 2011 in zaak nr. 10/1343 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2010 heeft de raad een aanvraag van [appellant] om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 31 mei 2010 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 maart 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2011, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 29 juli en 3 augustus 2011 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Op 2 april 2009 heeft [appellant] een toevoeging gevraagd voor het indienen van een klacht tegen mr. Van Diest omdat deze hem in de door [appellant] tegen Van Diest aangespannen tuchtprocedure onheus heeft bejegend. Bij besluit van 12 juni 2009 heeft de raad een aanvraag van [appellant] om een toevoeging afgewezen, omdat het een rechtsbelang betreft dat vanwege het laagdrempelige karakter van de klachtenprocedure aan rechtszoekende zelf kan worden overgelaten. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt, zodat het in rechte onaantastbaar is geworden.
2.2. Op 17 december 2009 heeft [appellant] opnieuw een toevoeging gevraagd voor het indienen van een klacht tegen Van Dienst vanwege de bejegening in de tuchtprocedure. Deze aanvraag heeft de raad bij besluit van 3 februari 2010 afgewezen.
2.3. Zoals eerder is overwogen in onder meer de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2008 in zaak nr.
200706839/1kan, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst.
Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet voor dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet voor het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
2.3.1. [appellant] heeft slechts naar voren gebracht dat Van Diest hem in de tuchtprocedure ook na het eerdere afwijzende besluit bij herhaling onheus heeft bejegend. Daartoe heeft hij vrijwel gelijkluidende uitlatingen van Van Diest aangehaald. Dit zijn geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in vorenbedoelde zin.
2.3.2. De rechtbank heeft derhalve het beroep van [appellant] terecht, zij het niet op juiste gronden, ongegrond verklaard.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2011
362.