201103247/1/R1.
Datum uitspraak: 28 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
appellanten,
de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
verweerder.
Bij besluit van 4 oktober 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Breevaart, Oude Tol fase III" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 maart 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 augustus 2011, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. drs. H.A. Samuels Brusse-van der Linden, advocaat te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door E. Groeneveld, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Vos Planontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. H.J. Suyver, advocaat te Alphen aan den Rijn, als partij gehoord.
2.1. Het plan voorziet in woningen en een Multifunctionele Accommodatie (hierna: MFA) voor de inbreidingslocatie Oude Tol.
2.2. [appellant] en anderen stellen dat het plan ten onrechte de realisering van een brug over de Noordsloot nabij hun woningen mogelijk maakt. [appellant] en anderen voeren aan dat een brug ter plaatse zal leiden tot overlast en gebrek aan privacy, omdat de brug tussen hun woningen zal komen te liggen. De brug zal, indien deze wordt gerealiseerd voor fietsverkeer en voetgangersverkeer, tot parkeerproblemen leiden, omdat aan de Alys Ambacht en in de nabije omgeving geparkeerd zal worden om vervolgens te voet over de brug naar de voorzieningen van de MFA te gaan. Indien de brug voor autoverkeer wordt gerealiseerd, zal de verkeersintensiteit nabij hun woningen toenemen. Deze gevolgen en de noodzaak van de brug zijn niet onderzocht. [appellant] en anderen voeren verder aan dat de raad de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst en een aanvulling daarop niet nakomt.
2.3. De raad acht de brug een logische invulling van de bestemming "Water" en niet strijdig met een goede ruimtelijke ordening. Als een brug wordt gerealiseerd, zal dat enkel ten behoeve van fietsverkeer en voetgangersverkeer zijn. De effecten van de brug kunnen door middel van verkeersmaatregelen beperkt worden, aldus de raad. In het plan is het realiseren van de brug planologisch mogelijk gemaakt dan wel niet onmogelijk gemaakt. Hierdoor kan een planologische afweging op een later moment alsnog worden gemaakt. De raad stelt zich op het standpunt dat de vaststellingsovereenkomst wordt nageleefd. Overeenkomstig artikel 3, lid 3.2, van de vaststellingsovereenkomst wordt tenminste twee jaar na oplevering van de MFA geen brug gerealiseerd. Ten aanzien van de aanvulling op de vaststellingsovereenkomst stelt de raad zich op het standpunt dat deze niet ondertekend is en hij derhalve niet gebonden is aan deze aanvulling.
2.4. Aan de Noordsloot is de bestemming "Water" toegekend.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder a, van de planregels, zijn gronden met deze bestemming bestemd voor waterhuishouding, waaronder vaarwegen, waterlopen en waterberging.
Ingevolge dit artikelonderdeel onder c zijn gronden met deze bestemming bestemd voor bij deze functie behorende voorzieningen, zoals bruggen en landhoofden, steigers, bermen, keermuren, oevers/ oeverbeschoeiingen, rietkragen en taluds, alsmede voor nutsvoorzieningen.
Ingevolge lid 7.3, onder a, mag de breedte van de brug maximaal 3 meter bedragen en ter plaatse van een landhoofd mag deze maximaal 6 meter bedragen.
Tussen de woningen aan de Alys Ambacht 33 en de Watermunt 3 bevindt zich een strook grond van ongeveer 3 meter breed van waaruit een brug over de Noordsloot naar de overzijde kan worden gerealiseerd. Ter zitting heeft de raad aangegeven dat indien een brug wordt gebouwd aan de zuidzijde van het plangebied, deze ter plaatse van de genoemde strook grond zal worden gerealiseerd.
2.5. De Afdeling overweegt dat geen onderzoek is verricht naar de noodzaak van een ontsluiting aan de zuidzijde van het plangebied naast de in het plan voorziene ontsluitingen aan de west-, noord-, en oostzijde. Ter zitting heeft de raad het ontbreken van onderzoek naar de noodzaak van een dergelijke ontsluiting erkend. Voorts is geen onderzoek verricht naar de gevolgen van een brug voor omwonenden, hetgeen de raad ter zitting heeft erkend. De belangen van omwonenden zijn hierdoor ten onrechte niet betrokken bij de voorbereiding en vaststelling van het plan.
De Afdeling overweegt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat een planologische afweging alsnog kan worden gemaakt. Het plan laat de bouw van een brug toe, zodat ingevolge artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in het kader van een beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een brug geen ruimte bestaat voor een nadere planologische afweging.
2.6. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en niet berust op een deugdelijke motivering.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd voor zover het betreft het woord "bruggen" in artikel 7, lid 7.1, onder c, van de planregels, wat betreft het plandeel zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart.
Gelet op het vorenstaande behoeven de overige gronden geen bespreking.
2.7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk van 4 oktober 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Breevaart, Oude Tol fase III", voor zover het betreft het woord "bruggen" in artikel 7, lid 7.1, onder c, van de planregels, wat betreft het plandeel zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2011