ECLI:NL:RVS:2011:BT2840

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104637/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor woningen in strijd met bestemmingsplan te Heemstede

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep van [appellant] en anderen tegen de verlening van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem ongegrond werd verklaard. De bouwvergunning was verleend voor het oprichten van twee woningen aan de [locatie] te Heemstede, waarbij ontheffing was verleend op basis van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de bouwvergunning te verlenen, ondanks dat het bouwplan in strijd was met het geldende bestemmingsplan "Haarlem-Zuid". De rechtbank stelde vast dat het bouwplan buiten het bouwvlak was voorzien en dat de maximale goothoogte werd overschreden.

[Appellant] en anderen voerden aan dat de vrijstelling niet op een goede ruimtelijke onderbouwing rustte en dat de rechtbank had miskend dat de afwijking van het bestemmingsplan niet van geringe betekenis was. De Raad van State overwoog dat de ruimtelijke onderbouwing, waaronder een stedenbouwkundig advies, toereikend was en dat de rechtbank terecht geen aanleiding had gezien om te oordelen dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de massaliteit van het bouwplan binnen de bebouwingsmogelijkheden van het bestemmingsplan paste.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 28 september 2011.

Uitspraak

201104637/1/H1.
Datum uitspraak: 28 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te Haarlem, (hierna: [appellant] en anderen),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) van 15 maart 2011 in zaak nr. 10/2037 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 oktober 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] onder verlening van ontheffing krachtens het bestemmingsplan bouwvergunning verleend voor het oprichten van twee woningen aan de [locatie] te Heemstede (hierna: het perceel).
Bij besluit 11 maart 2010, gewijzigd bij besluit van 3 augustus 2010, heeft het het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard, dat besluit herroepen en opnieuw bouwvergunning verleend. Bij besluit van 29 juni 2010 heeft het voorts krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet Ruimtelijke Ordening vrijstelling van het bestemmingsplan verleend ten behoeve van het bouwplan.
Bij uitspraak van 15 maart 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 april 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 12 mei 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Vergunninghouder heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij onderscheiden brieven van 5, 15 en 25 augustus 2011 toestemming, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, hadden verleend, heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Haarlem-Zuid", omdat het is voorzien buiten het bouwvlak en de maximale goothoogte wordt overschreden.
2.2. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de vrijstelling niet op een goede ruimtelijke onderbouwing rust. Voor het overschrijden van de maximale goothoogte is geen binnenplanse vrijstelling mogelijk. Daarmee ontvalt de grondslag aan de overweging dat de afwijking van het bestemmingsplan van geringe betekenis is, aldus [appellant] en anderen.
2.2.1. Juist is dat artikel 15.3, eerste lid van de planvoorschriften niet de mogelijkheid biedt om voor het overschrijden van de maximale goothoogte ontheffing te verlenen, omdat het bouwplan niet voldoet aan de daarin neergelegde eis dat de nieuwe goot tenminste 1 m terug ligt in het horizontale vlak, zowel ten opzichte van de voorgevelrooilijn en zijgevels, als ten opzichte van de achtergevelrooilijn. Het betoog leidt echter niet tot het daarmee beoogde doel.
Als ruimtelijke onderbouwing dient ondermeer een stedenbouwkundig advies van 25 januari 2010 dat het niet 1 m terugliggen van de derde bouwlaag ten opzichte van de zijgevel ruimtelijk niet bezwaarlijk is, omdat de afstand tot de naast gelegen kavelgrens voldoende is en de bouwmassa nagenoeg binnen het fysieke profiel valt, vergeleken met de situatie als een kap op het pand zou zijn voorzien. Deze ruimtelijke onderbouwing is op dit punt aldus toereikend.
Voor zover [appellant] en anderen betogen dat realisering van het bouwplan tot een te massaal bouwblok leidt, waardoor de stedenbouwkundige uitstraling en inpassing in de buurt te zeer wordt geschaad, heeft de rechtbank met juistheid daarin geen grond gevonden voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de massaliteit van het bouwplan nagenoeg geheel binnen bebouwingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt past.
2.3. Voor zover [appellant] en anderen klagen dat de rechtbank, door te overwegen dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten vrijstelling te verlenen, heeft miskend dat hun privacy en bezonning door realisering van het bouwplan in ernstige mate worden aangetast, wordt overwogen dat de rechtbank, nu de afstand van de op te richten bebouwing tot de zijdelingse erfgrens groter is dan ingevolge het bestemmingsplan moet worden aangehouden, in het in beroep aangevoerde terecht geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat [appellant] en anderen in zoverre niet onevenredig in hun belangen worden geschaad.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2011
357-713.