ECLI:NL:RVS:2011:BT6658

Raad van State

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101186/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ontheffing voor exploitatie café met terras in Hilversum

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Vereniging van Eigenaren Kapittelweg 2-112 (hierna: de VvE) tegen de burgemeester van Hilversum. De VvE is in beroep gegaan tegen een besluit van de burgemeester, waarbij ontheffing is verleend aan Denco B.V. voor de exploitatie van een café met terras aan de Franciscusweg 6a te Hilversum. De ontheffing werd verleend onder het stellen van voorschriften, en de VvE betwistte de rechtmatigheid van dit besluit. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de VvE ongegrond verklaard, waarop de VvE hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 24 augustus 2011. De burgemeester verdedigde zijn besluit door te stellen dat de ontheffing in overeenstemming was met het gevoerde beleid, zoals vastgelegd in de Horecaverordening Hilversum 2003. De burgemeester stelde dat de exploitatie van het Grolsch Sportcafé en het bijbehorende terras geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat zou opleveren, mede door de opgelegde voorschriften zoals toezicht via een videocamera en aangepaste openingstijden.

De VvE voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het terras bij het Sportcafé als een voortzetting van een eerder bestaande horecagelegenheid mocht worden aangemerkt. De Raad van State oordeelde echter dat de burgemeester de situatie correct had beoordeeld en dat de VvE geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad van State concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201101186/1/H3.
Datum uitspraak: 5 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Vereniging van Eigenaren Kapittelweg 2-112, gevestigd te Hilversum, (hierna: de VvE)
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 14 december 2010 in zaak nr. 09/668 in het geding tussen:
de VvE
en
de burgemeester van Hilversum (hierna: de burgemeester).
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2008 heeft de burgemeester aan Denco B.V. onder het stellen van voorschriften ontheffing verleend voor de exploitatie van een café met terras aan de Franciscusweg 6a te Hilversum.
Bij besluit van 6 januari 2009 heeft de burgemeester het door de VvE daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 december 2010, verzonden op 15 december 2010, heeft de rechtbank het door de VvE daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de VvE bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Denco B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2011, waar de VvE, vertegenwoordigd door de voorzitter van haar bestuur [voorzitter], en de burgemeester van Hilversum, vertegenwoordigd door mr. H.C. Bos, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Tevens is daar Denco B.V., vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam bestuurder], gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Horecaverordening Hilversum 2003 is het verboden een horecalokaliteit/bedrijf te exploiteren, zonder door de burgemeester verleende ontheffing.
Ingevolge het derde lid wordt zodanige ontheffing slechts verleend, indien de exploitatie naar het oordeel van de burgemeester niet zal leiden tot overconcentratie van horecabedrijven in de nabije omgeving, dan wel anderszins onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat in een straat of buurt of verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid tot gevolg zal hebben.
Ingevolge het vierde lid houdt de burgemeester bij de beoordeling rekening met:
a. het karakter van de straat of de buurt, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal komen te liggen;
b. het bedrijfskarakter van het horecabedrijf;
c. de spanning, waaraan het woon- en leefklimaat in een straat of buurt reeds bloot staat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf;
d. de openbare orde en veiligheid, hieronder begrepen de veiligheid op de weg.
Ingevolge het vijfde lid wordt bij de toepassing van het derde en vierde lid onderzocht of weigering van de ontheffing door het stellen van voorschriften voorkomen kan worden.
2.2. Volgens het terzake door de burgemeester gevoerde beleid, gepubliceerd in de Nota aanpassing integraal horecabeleid (hierna: de Nota), wordt horeca op industrieterreinen slechts toegestaan, voor zover die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit. Voor vestiging van een sporthal, zoals voorheen "De Kerkelanden", geldt als uitzondering dat de mogelijkheden voor horeca overeenkomstig de "oude" locatie Kapittelweg 399 zijn (zelfstandige horeca), aldus de Nota.
2.3. De burgemeester heeft aan het besluit van 6 januari 2009 ten grondslag gelegd dat de ontheffing is verleend overeenkomstig het gevoerde beleid. Volgens de burgemeester brengt de vestiging van het Grolsch Sportcafé en het bijbehorende terras geen uitbreiding van de horeca buiten het horecaconcentratiegebied mee, nu volgens de Nota een uitzondering geldt voor de sporthal, waartoe het café behoort. Aangezien in de ontheffing is voorgeschreven dat de ondernemer erop toeziet dat de bezoekers geen geluidsoverlast veroorzaken, door middel van een videocamera toezicht op het terras wordt gehouden en de openingstijden ervan zijn aangepast, levert de exploitatie voorts geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van het Sportcafé op, aldus de burgemeester.
2.4. De VvE betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat bij de op de oude locatie gevestigde horecaonderneming een terras aanwezig was, heeft miskend dat, nu de burgemeester niet aannemelijk heeft gemaakt dat een terrasvergunning was verleend ten behoeve van de horecaonderneming op de oude locatie en daar in elk geval geen terras aanwezig was, de ontheffing wel tot een uitbreiding van horecagelegenheden in het gebied leidt.
2.4.1. Dat betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de burgemeester het terras bij het Sportcafé als een voortzetting van een voorheen elders bestaande horecagelegenheid mocht aanmerken. Hierbij heeft hij de Nota aldus uitgelegd, dat niet zozeer van belang is of het terras op de oude locatie aanwezig was, maar dat het was vergund. Die uitleg heeft de rechtbank terecht niet onjuist geacht. Zij heeft voorts met de op 16 februari 2010 door de burgemeester aan haar toegezonden stukken en de daarop gegeven toelichting terecht aannemelijk gemaakt geacht dat dit het geval was.
2.5. De VvE betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat het terras onderdeel uitmaakt van de inrichting. Daarom kan volgens haar geen sprake zijn van inrichtinggebonden geluidsoverlast, zoals in de door de rechtbank aangehaalde jurisprudentie van de Afdeling. Volgens haar mocht de ontheffing niet verleend worden vanwege de te verwachten geluidsoverlast en heeft de burgemeester aan het belang van het woon- en leefklimaat onvoldoende gewicht toegekend.
2.5.1. Dat betoog faalt evenzeer. Het belang van het zo veel mogelijk voorkomen van geluidsoverlast moet worden geacht bij de vaststelling van de Nota te zijn meegewogen. De VvE heeft de rechtmatigheid van het volgens de Nota gevoerde beleid niet aangevochten en voorts geen bijzondere, dat wil zeggen bij de vaststelling van de Nota niet voorziene, feiten of omstandigheden gesteld ten betoge dat de burgemeester aanleiding had moeten zien in dit geval van het gevoerde beleid af te wijken.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2011
176-637.