ECLI:NL:RVS:2011:BT7378

Raad van State

Datum uitspraak
12 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105398/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • W. van Steenbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit college van burgemeester en wethouders van Utrecht inzake uitwerkingsplan Verlengde Houtrakgracht en Kop Amaliapark

Op 12 oktober 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen [appellant] en anderen en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Het geschil betreft het besluit van 7 december 2010, waarbij het college het uitwerkingsplan "Verlengde Houtrakgracht en Kop Amaliapark" heeft vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen op 10 mei 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. In de procedure hebben beide partijen nadere stukken ingediend en is de zaak door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer.

De appellanten hebben onder andere aangevoerd dat bepaalde stukken ten onrechte niet ter inzage hebben gelegen en dat het plan geen maximaal aantal toegestane woningen bevat. In een eerdere uitspraak van 16 augustus 2011 heeft de voorzitter van de Afdeling al gemotiveerd dat het plan in strijd is met artikel 3.9a, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, in samenhang met artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en met het rechtszekerheidsbeginsel. De Afdeling heeft dit oordeel overgenomen en het beroep gegrond verklaard.

De beslissing van de Afdeling houdt in dat het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht wordt vernietigd. Daarnaast is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten, die in totaal € 437,00 bedragen, en tot terugbetaling van het griffierecht van € 152,00 aan de appellanten. De uitspraak is openbaar gedaan en vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201105398/1/R3.
Datum uitspraak: 12 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Utrecht,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2010, kenmerk LRU10.088907, heeft het college het uitwerkingsplan "Verlengde Houtrakgracht en Kop Amaliapark" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 mei 2011, beroep ingesteld.
[appellant] en anderen en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij onderscheiden brieven van 19 september 2011 en 22 september 2011 toestemming, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), hadden verleend, heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] en anderen voeren onder meer aan dat een aantal stukken ten onrechte niet ter inzage heeft gelegen en dat in het plan ten onrechte geen maximaal aantal toegestane woningen is opgenomen.
2.2. In zijn uitspraak van 16 augustus 2011, nr. 201105398/2/R3 (www.raadvanstate.nl) heeft de voorzitter gemotiveerd waarom het aangevoerde hem aanleiding heeft gegeven voor het voorlopige oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.9a, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang bezien met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb, alsmede in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. De Afdeling sluit zich bij dit oordeel en de daarvoor gegeven motivering aan.
Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht van 7 december 2010, kenmerk LRU10.088907;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Utrecht tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Utrecht aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2011
528.