In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 4 mei 2011, waarin het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk werd verklaard. De aanleiding voor het hoger beroep is de afwijzing van de aanvraag van [appellant] om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de minister van Justitie, thans de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, op 29 oktober 2009. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze afwijzing ongegrond op 2 februari 2010. De rechtbank oordeelde dat [appellant] geen belang had bij de beoordeling van zijn beroep, omdat de VOG was aangevraagd voor een functie die hij inmiddels niet meer nodig had.
In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij stelt dat de weigering van de VOG invloed heeft op toekomstige functies. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt echter dat een eenmaal afgegeven VOG alleen gebruikt kan worden voor de functie waarvoor deze is aangevraagd. Aangezien [appellant] de VOG voor de functie bij 'We Care Thuiszorg' niet meer nodig heeft, is er geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 26 oktober 2011.