ECLI:NL:RVS:2011:BU1622

Raad van State

Datum uitspraak
26 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106279/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 4 mei 2011, waarin het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk werd verklaard. De aanleiding voor het hoger beroep is de afwijzing van de aanvraag van [appellant] om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de minister van Justitie, thans de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, op 29 oktober 2009. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze afwijzing ongegrond op 2 februari 2010. De rechtbank oordeelde dat [appellant] geen belang had bij de beoordeling van zijn beroep, omdat de VOG was aangevraagd voor een functie die hij inmiddels niet meer nodig had.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij stelt dat de weigering van de VOG invloed heeft op toekomstige functies. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt echter dat een eenmaal afgegeven VOG alleen gebruikt kan worden voor de functie waarvoor deze is aangevraagd. Aangezien [appellant] de VOG voor de functie bij 'We Care Thuiszorg' niet meer nodig heeft, is er geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 26 oktober 2011.

Uitspraak

201106279/1/H3.
Datum uitspraak: 26 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Schagen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 4 mei 2011 in zaak nr. 10/739 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister (lees: staatssecretaris) van Veiligheid en Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 oktober 2009 heeft de minister van Justitie (thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie) de aanvraag van [appellant] om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) afgewezen.
Bij besluit van 2 februari 2010 heeft de minister van Justitie het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2011, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Bij brieven van 16 september 2011 en 21 september 2011 hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft waarna het onderzoek is gesloten.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] voert aan dat de rechtbank ten onrechte het door hem ingestelde beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van belang bij de beoordeling van zijn beroep. [appellant] betoogt daartoe dat de onderhavige weigering van de afgifte van de VOG van invloed is op eventuele in de toekomst te vervullen functies.
2.2 Het betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 september 2010 in zaak nr.
201003549/1) kan een eenmaal afgegeven VOG alleen gebruikt worden voor de functie waarvoor die VOG is aangevraagd. In dit geval is de VOG aangevraagd voor de functie medewerker activiteiten ten behoeve van "We Care Thuiszorg". Ter zitting bij de rechtbank is komen vast te staan dat [appellant] de VOG voor die functie niet meer nodig heeft. Bij de aanvraag van een VOG voor een andere functie vindt opnieuw een beoordeling plaats. Daarbij is de termijn waarbinnen wordt teruggekeken of de aanvrager voorkomt in de justitiële documentatie door tijdsverloop een andere dan de termijn die bij deze aanvraag is betrokken.
Nu ook overigens niet is gebleken dat [appellant] nog een rechtens te beschermen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, heeft de rechtbank het beroep van [appellant] terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2011
312-730.