201008561/1/R1.
Datum uitspraak: 26 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Bathmen, gemeente Deventer,
de raad van de gemeente Deventer,
verweerder.
Bij besluit van 7 juli 2010, kenmerk 305850, heeft de raad het bestemmingsplan "Hoek Veldkampsteeg-Steginksweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 augustus 2011, waar [appellant] en anderen, van wie [appellant] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door ing. J. Vrielink-Simonse en ing. S. Kappenwurg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende] als partij gehoord.
2.1. De raad heeft ter zitting betoogd dat het belang bij het beroep, voor zover ingesteld door [een der appellanten], is vervallen omdat de coachingspraktijk van [een der appellanten] niet langer op het perceel [locatie] wordt geëxploiteerd. Uit de omstandigheid dat, zoals ter zitting is gebleken, de coachingspraktijk van [een der appellanten] in juli 2011 naar elders is verplaatst - naar zij stelt vanwege de onzekerheid over de bestemmingsplanprocedure en de aantasting van privacy - volgt op zich niet dat [een der appellanten] geen belang heeft bij de uitkomst van het beroep, nog daargelaten dat niet is gebleken dat zij, anders dan tijde van het instellen van het beroep, niet meer woont op korte afstand van het plangebied.
2.2. De raad heeft voorts betoogd dat de beroepsgronden betreffende de Omgevingsverordening Overijssel 2009 en de natuurtoets niet steunen op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden staat geen rechtsregel eraan in de weg dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht.
Naar het oordeel van de Afdeling hebben de beroepsgronden van [appellant] en anderen betrekking op de plandelen, voorschriften en aanduidingen die zij in de tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijzen hebben bestreden. Er is geen aanleiding om het beroep in zoverre niet-ontvankelijk te achten.
2.3. Het plan voorziet voor het betrokken perceel in een functiewijziging van de bestemming "Bos met meervoudige doelstelling" naar de bestemming "Wonen". Het perceel is gelegen in een hoek van de kruising van de Veldkampsteeg en de Steginksweg.
2.4. [appellant] en anderen betogen dat gelet op de Omgevingsverordening Overijssel 2009 het mogelijk maken van de bouw van een woning alleen kan indien daarmee een zwaarwegend maatschappelijk belang gemoeid is. Daarvan is naar hun mening in dit geval geen sprake. Verder menen zij dat het plan het landschap ter plaatse aantast en dat het onderzoek naar natuurwaarden onvoldoende is geweest.
2.4.1. De raad stelt dat de provincie Overijssel in het kader van de bestemmingsplanprocedure geen aanleiding heeft gezien om een zienswijze in te dienen of opmerkingen te maken ten aanzien van onderhavig plan. Hieruit blijkt volgens de raad dat geen strijdigheid bestaat met het provinciale beleid.
2.4.2. Ingevolge artikel 2.8.2, eerste lid, van de Omgevingsverordening Overijssel 2009 voorzien bestemmingsplannen die betrekking hebben op bestaande natuur in een specifieke, daarop toegesneden bestemming die is gericht op onder meer behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
Ingevolge het tweede lid mag dit niet leiden tot in aantasting van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.
Ingevolge artikel 2.8.2, derde lid, kunnen in afwijking van het tweede lid ontwikkelingen worden toegestaan die uit een oogpunt van zwaarwegende maatschappelijke belangen noodzakelijk zijn en waarin niet op andere wijze kan worden voorzien, mits in voldoende mate in compensatie is voorzien.
Ingevolge artikel 2.8.1 is bestaande natuur gedefinieerd als bestaande bos- en natuurgebieden buiten de EHS die in geldende bestemmingsplannen als zodanig zijn bestemd.
2.4.3. Uit het besluit noch de stukken blijkt dat de raad heeft getoetst aan de Omgevingsverordening Overijssel 2009. De raad heeft ter zitting aangegeven de toetsing te hebben beperkt tot de gemeentelijke beleidskaders. Nu de artikelen 2.8.1 en 2.8.2 van toepassing zijn, heeft de raad ten onrechte niet hieraan getoetst. Het besluit is in zoverre in strijd met de Omgevingsverordening Overijssel 2009.
2.5. [appellant] en anderen betogen dat het perceel hoek Veldkampsteeg-Steginksweg niet als compensatieperceel - de bouwkavel ter compensatie van te slopen gebouwen - kan dienen, omdat het perceel in het geldende bestemmingsplan de bestemming "Bos met meervoudige doelstelling" heeft en compensatie niet mag plaatsvinden in een bosgebied.
In dit verband is gewezen op de "Evaluatie rood voor rood", gedateerd 29 januari 2009, van de gemeente waarin is gesteld dat een compensatiekavel in beginsel niet in een bosperceel gerealiseerd mag worden en dat een afweging over herstel van het bosperceel nodig is, aldus [appellant] en anderen.
2.5.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan een bijdrage levert aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied van de gemeente Deventer en zich verdraagt met het gemeentelijk Ontwikkelingskader "Wonen en werken in het buitengebied" waarin wordt verwezen naar het provinciale "Rood voor Rood-beleid".
Met betrekking tot de verwijzing naar de "Evaluatie rood voor rood" heeft de raad ter zitting gesteld dat terugbouw in een bos mag als de bebouwing per saldo niet toeneemt. In de plantoelichting wordt uitgegaan van de sloop van ongeveer 240 m² agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel hoek Veldkampsteeg-Steginksweg. Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid van een nieuw te bouwen woning met een inhoud van ten hoogste 750 m3 en een oppervlakte van 150 m², alsmede een bijgebouw met een oppervlakte van ten hoogste 75 m².
2.5.2. De "Evaluatie rood voor rood" vermeldt het volgende over eventuele terugbouw in een bosperceel: "Een compensatieperceel kan niet in een bosperceel gerealiseerd worden. Terugbouw van de gesloopte aantal m² is bij uitzondering mogelijk. Sloop van de landschapontsierende bebouwing en herstel van de boskavel zou een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit kunnen betekenen en dient in de afweging meegenomen te worden. Een compensatiekavel is dan elders gewenst. (…) Bouwen in een bosperceel wordt alleen toegestaan als in het bos minimaal een gelijke hoeveelheid vloeroppervlak wordt gesloopt."
Aan het plan ligt een overeenkomst "Rood voor Rood met gesloten beurs" ten grondslag waarin is overeengekomen dat op twee locaties in totaal 1767 m² bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en ter compensatie hiervan op twee locaties de bouw van een woning mogelijk wordt gemaakt. Uit de overeenkomst blijkt dat op het onderhavige perceel hoek Veldkampsteeg-Steginksweg bedrijfsgebouwen met een totale oppervlakte van 187 m² worden gesloopt.
Zoals hiervoor is aangegeven het plan voorziet in de terugbouw van ongeveer 225 m² op het perceel hoek Veldkampsteeg-Steginksweg, terwijl de oppervlakte van de te slopen bedrijfsbebouwing 187 m² bedraagt. Nu dit perceel onderdeel is van het bos ter plaatse maakt het besluit - anders dan de raad blijkens de plantoelichting en het verhandelde ter zitting heeft beoogd - een toename van het bebouwde oppervlak in het bosgebied mogelijk. Het besluit is in zoverre op een onjuist uitgangspunt gebaseerd.
Voorts is de raad in het besluit weliswaar ingegaan op de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, maar ontbreekt ten onrechte een afweging over de mogelijkheid van herstel van de boskavel.
2.6. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met de Omgevingsverordening Overijssel 2009 en in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Deventer van 7 juli 2010, kenmerk 305850;
III. gelast dat de raad van de gemeente Deventer aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2011