ECLI:NL:RVS:2011:BU3131

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104169/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van spoedeisende bestuursdwang bij hennepkwekerij in woning

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hoogvliet ongegrond werd verklaard. Het dagelijks bestuur had op 15 december 2009 besloten om spoedeisende bestuursdwang toe te passen vanwege de ontmanteling van een hennepkwekerij in de woning van [appellant] op 26 november 2009. De kosten van deze bestuursdwang werden op [appellant] verhaald. De rechtbank oordeelde dat het dagelijks bestuur bevoegd was om handhavend op te treden op basis van artikel 1a van de Woningwet, en dat [appellant] als overtreder kon worden aangemerkt.

[appellant] stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het dagelijks bestuur bevoegd was om op deze grond handhavend op te treden. Hij betoogde dat de aanschrijving ook op het Bouwbesluit 2003 gebaseerd had kunnen worden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat handhavend optreden op basis van artikel 1a van de Woningwet pas aan de orde is als er geen specifieker voorschrift is dat kan worden ingeroepen. De rechtbank had terecht overwogen dat de situatie ter plaatse gevaarlijk was, en dat het dagelijks bestuur spoedeisende bestuursdwang mocht toepassen.

Daarnaast betoogde [appellant] dat hij niet als overtreder kon worden aangemerkt, omdat hij voldoende maatregelen had genomen om de identiteit van de huurster vast te stellen. De rechtbank oordeelde echter dat [appellant] niet de nodige zorgvuldigheid had betracht, aangezien hij na signalen van buren niet adequaat had gereageerd. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201104169/1/H1.
Datum uitspraak: 2 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2011 in zaak nr. 10/1376 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hoogvliet.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2009 heeft dagelijks bestuur zijn besluit om jegens [appellant] spoedeisende bestuursdwang toe te passen ter zake van het op 26 november 2009 ontmantelen van een hennepkwekerij in de woning op het perceel [locatie] te Rotterdam (hierna: het perceel) op schrift gesteld. Daarbij heeft het bepaald dat de kosten daarvan voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 17 maart 2010 heeft dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 februari 2011, verzonden op 25 februari 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 mei 2011.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. R. Wijling, advocaat te Rotterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S. de Wit, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet, zoals die bepaling luidde ten tijde van belang, draagt een ieder die een bouwwerk of standplaats bouwt, gebruikt, laat gebruiken of sloopt, dan wel een open erf of terrein gebruikt of laat gebruiken, er, voor zover dat in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat bouwen, gebruik of slopen geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), zoals deze luidde ten tijde van belang, wordt voor zover thans van belang onder een last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie inhoudende een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding.
Ingevolge artikel 5:24, eerste lid, van de Awb omschrijft de last onder bestuursdwang de te nemen herstelmaatregelen.
Ingevolge het tweede lid vermeldt de last onder bestuursdwang de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
Ingevolge het derde lid wordt de last onder bestuursdwang bekendgemaakt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft en aan de aanvrager.
Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Ingevolge artikel 5:31, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge het tweede lid kan, indien de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.
2.2. [appellant] is eigenaar van de woning waarin op 26 november 2009 een hennepkwekerij is ontmanteld vanwege ernstige gevaren voor de omgeving en de omwonenden. [appellant] heeft het pand, als niet professionele verhuurder, vanaf 17 oktober 2009 verhuurd.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het dagelijks bestuur bevoegd is handhavend op te treden op grond van artikel 1a van de Woningwet. Hij voert hiertoe aan dat de aanschrijving gebaseerd had kunnen worden op het Bouwbesluit 2003.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 april 2010 in zaak nr.
200904109/1/H1) moet artikel 1a, eerste lid, van de Woningwet aldus worden verstaan dat handhavend optreden op die grondslag eerst aan de orde komt indien in het desbetreffende geval geen bij of krachtens de Woningwet gegeven voorschrift van meer specifieke aard valt aan te wijzen op grond waarvan in afdoende mate kan worden opgetreden ter voorkoming of beëindiging van het geconstateerde gevaar.
2.3.2. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd kan geen grond voor het oordeel worden gevonden dat een specifieker voorschrift ten grondslag kon worden gelegd aan het besluit tot toepassing van bestuursdwang.
Het dagelijks bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie ter plaatse zeer gevaarlijk en onveilig was nu de elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij onvakkundig was aangelegd waardoor een ernstig gevaar op brand, elektrocutie en kortsluiting bestond. Direct optreden was volgens het dagelijks bestuur dan ook noodzakelijk. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het dagelijks bestuur gelet hierop bevoegd was spoedeisende bestuursdwang toe te passen ter beëindiging van een met artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet strijdige situatie.
Het betoog faalt.
2.4. Verder betoogt [appellant] dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij niet valt aan te merken als overtreder in de zin van artikel 5:25 van de Awb. Hij voert daartoe aan dat hij voldoende maatregelen heeft genomen om de identiteit van de huurster vast te stellen en dat hij na de mededeling van de buren dat de wanden warm waren ter plaatse is geweest en contact heeft opgenomen met de huurster.
2.4.1. De rechtbank heeft terecht als uitgangspunt genomen dat voor de vraag of [appellant] als overtreder aangemerkt kan worden van belang is of [appellant] wist, dan wel redelijkerwijs had kunnen weten, dat de woning als hennepkwekerij werd gebruikt. Na het telefoongesprek met de buren, waarin [appellant] werd medegedeeld dat de wanden warm waren, heeft [appellant] het pand op 20 november 2009 bezocht. [appellant] heeft bij dit bezoek, zoals hij aangeeft in het beroepschrift, warmte via de brievenbus vastgesteld. Hij heeft tijdens dit bezoek het pand niet betreden omdat de huurster het slot op de deur had vervangen. Na telefonisch contact met de huurster, waarin zij aangaf dat ze de verwarming had aangelaten, heeft [appellant] geen verdere actie ondernomen. Nu hij verder onderzoek in de eerst komende dagen naar aanleiding van de aanwijzingen heeft nagelaten, heeft de rechtbank terecht overwogen dat [appellant] niet de benodigde zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Hierbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat [appellant] in onvoldoende mate de identiteit van de huurster heeft vastgesteld nu hij enkel beschikte over een getekende huurovereenkomst en een identiteitsnummer dat, achteraf bezien, onjuist blijkt te zijn.
De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat het advies van de Geschillencommissie Energieverdeling niet kan leiden tot een ander oordeel. In dit advies is enkel vermeld dat [appellant], mede vanwege het ontbreken van een contractuele relatie met de leverancier, geen onzorgvuldig handelen jegens de leverancier en netbeheerder kan worden verweten.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2011
17-700.