ECLI:NL:RVS:2011:BU3721
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- R.W.L. Loeb
- M.R. Poot
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep tegen een uitspraak over schadevergoeding
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 november 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening en het hoger beroep van [appellant] tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Het hoger beroep was ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 5 augustus 2011, waarin het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om schadevergoeding door de minister voor Immigratie en Asiel ongegrond werd verklaard. De minister had op 31 augustus 2010 het verzoek om schadevergoeding afgewezen en dit besluit was later door de minister in een bezwaarprocedure bevestigd. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij hoger beroep instelde bij de Raad van State.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 27 oktober 2011. In de overwegingen van de uitspraak werd vastgesteld dat het door [appellant] gestelde schadeveroorzakend handelen had plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000. Hierdoor was de Afdeling niet bevoegd om kennis te nemen van het hoger beroep, aangezien de wet alleen hoger beroep toestaat tegen uitspraken die betrekking hebben op besluiten die na de inwerkingtreding van de wet zijn bekendgemaakt.
De voorzitter concludeerde dat de Afdeling onbevoegd was om van het hoger beroep kennis te nemen en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in naam der Koningin.