ECLI:NL:RVS:2011:BU3732

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109704/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Brede school 't Veld

Op 4 november 2011 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op de verzoeken om een voorlopige voorziening in het geding tussen verzoekster sub 1, gevestigd te 't Veld, gemeente Niedorp, en verzoeker sub 2, wonend te 't Veld, gemeente Niedorp, tegen de raad van de gemeente Niedorp. Het betreft een besluit van 14 juli 2011 waarbij het bestemmingsplan "Brede school 't Veld" is vastgesteld. De verzoekers hebben op 5 en 7 september 2011 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft de verzoeken behandeld op 25 oktober 2011.

In de overwegingen van de voorzitter wordt ingegaan op de bezwaren van verzoekster sub 1, die vreest voor verkeersoverlast en onveilige situaties door de realisatie van de Brede School aan de drukke Zwarteweg. De voorzitter concludeert dat de verkeerskundige onderzoeken die aan het besluit ten grondslag liggen, voldoende waarborgen bieden voor de verkeersveiligheid. Ook de zorgen over wateroverlast door verharding worden door de voorzitter niet gegrond bevonden, aangezien de raad heeft aangegeven te zorgen voor voldoende compensatie.

Verzoeker sub 2 heeft bezwaren geuit over de strijdigheid van het plan met de Structuurvisie Niedorp 2015 en de impact op de woonkwaliteit. De voorzitter oordeelt dat het plan zorgvuldig is ingepast en dat de raad in redelijkheid voor deze locatie heeft kunnen kiezen. Uiteindelijk wijst de voorzitter de verzoeken om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het plan ernstige gevolgen zal hebben voor de betrokkenen. De beslissing wordt openbaar uitgesproken op 4 november 2011.

Uitspraak

201109704/2/R1.
Datum uitspraak: 4 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoekster sub 1], gevestigd te 't Veld, gemeente Niedorp,
2. [verzoeker sub 2], wonend te 't Veld, gemeente Niedorp,
en
de raad van de gemeente Niedorp,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 juli 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Brede school 't Veld" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekster sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 september 2011, en [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 september 2011, heeft [verzoekster sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2011, heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 25 oktober 2011, waar [verzoekster sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. J.A. Wols, en de raad, vertegenwoordigd door M. van der Ros, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. C.J. Koenen, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de realisatie van een Brede School, kinderopvang, gymzaal en dorpshuis aan de Dreeflaan/Zwarteweg.
[verzoekster sub 1]
2.3. [verzoekster sub 1] voert aan dat de Zwarteweg een drukke verkeersweg is met veel vracht- en landbouwverkeer. Zij vreest voor een belemmering van het verkeer door het plan, waarbij zij erop wijst dat haar landbouwgronden rondom 't Veld liggen. Verder is de verkeersveiligheid voor met name de schoolgaande kinderen volgens [verzoekster sub 1] onvoldoende geregeld.
2.3.1. Aan de besluitvorming heeft de raad een verkeerskundig onderzoek van Advin adviseurs van 5 februari 2010 en een onderzoek van Grontmij van mei 2011 ten grondslag gelegd. In het rapport van Grontmij wordt geconcludeerd dat de totale hoeveelheid verkeer op de Zwarteweg inclusief de extra verkeersgeneratie door het plan acceptabel wordt geacht. Verder wordt voorgesteld de Zwarteweg in te richten als een 30 km/uur-weg volgens de principes van Duurzaam Veilig. In het rapport van Advin worden diverse verkeerskundige maatregelen geadviseerd. De raad heeft aangegeven de benodigde maatregelen uit te zullen voeren. De raad heeft naar voren gebracht dat nog overleg met belanghebbenden, waaronder [verzoekster sub 1], wordt gevoerd over de exacte uitvoering van die maatregelen. De voorzitter ziet gelet op de aan het besluit ten grondslag gelegde verkeerskundige onderzoeken geen aanleiding om aan te nemen dat de verkeersveiligheid op de Zwarteweg door het plan in het geding zal komen. Voorts acht de voorzitter niet op voorhand aannemelijk dat de bedrijfsvoering van [verzoekster sub 1] door de verkeerstoename en de voorgestelde maatregelen ernstig zal worden belemmerd. Voor zover [verzoekster sub 1] heeft betoogd dat geen rekening is gehouden met landbouwvoertuigen op de Zwarteweg, overweegt de voorzitter dat voldoende aannemelijk is dat, zoals de raad ter zitting heeft gesteld, in de verkeersrapporten de aanwezigheid van dergelijke voertuigen is betrokken. In hetgeen [verzoekster sub 1] heeft aangevoerd ziet de voorzitter naar voorlopig oordeel geen aanleiding om aan te nemen dat het gebruik van de Zwarteweg door landbouwvoertuigen door het plan ernstig zal worden gehinderd.
De voorzitter ziet voorts voorshands geen aanleiding om [verzoekster sub 1] te volgen in de stelling dat de begrenzing van het plan onjuist is getrokken, omdat er meer ruimte voor verkeersdoeleinden had moeten worden voorzien. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat op gronden aangrenzend aan het plan thans reeds een verkeersbestemming is gelegen.
2.4. Voorts vreest [verzoekster sub 1] voor wateroverlast op haar gronden door toename van de verharding. Volgens [verzoekster sub 1] heeft de raad de regeling van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat een toename van de verharding tot 800 m² niet gecompenseerd hoeft te worden, ten onrechte als uitgangspunt genomen bij de berekening van de benodigde compensatie door toename van de verharding in dit plan.
2.4.1. Bij de stukken is een brief opgenomen van het Hoogheemraadschap van 27 april 2011, waarin wordt aangegeven dat indien de verhardingstoename groter is dan 800 m², hiervan 15% gecompenseerd zal moeten worden. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat zal worden gezorgd voor voldoende compensatie. Ter zitting heeft de raad verwezen naar het voor de aanvraag van een omgevingsvergunning in overleg met het Hoogheemraadschap opgestelde plan voor watercompensatie, waarin is aangegeven waar de compensatie zal worden gerealiseerd.
Gelet op het vorenstaande en nu door [verzoekster sub 1] niet is geconcretiseerd waarom moet worden aangenomen dat niet zal worden voorzien in voldoende compensatie, ziet de voorzitter op voorhand geen aanleiding om aan te nemen dat het plan ernstige gevolgen voor de waterhuishouding van de gronden van [verzoekster sub 1] met zich zal brengen.
2.5. Wat betreft het betoog van [verzoekster sub 1] dat er voldoende alternatieve locaties beschikbaar zijn waar het project verkeersveilig kan worden gerealiseerd, heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat juist mede vanuit veiligheidsoverwegingen voor deze locatie is gekozen, en niet voor een locatie die verder buiten de kern is gelegen. Ter zitting heeft de raad nader toegelicht dat ook bij realisatie van de Brede School binnen 't Veld Noord, het verkeer via de Zwarteweg afgewikkeld zou worden, zodat in dat opzicht geen andere situatie voor [verzoekster sub 1] zou ontstaan. De voorzitter ziet gelet hierop op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid voor de onderhavige locatie heeft kunnen kiezen.
[verzoeker sub 2]
2.6. [verzoeker sub 2] betoogt dat sprake is van strijd met de Structuurvisie Niedorp 2015. Hij vreest daarbij dat de woonkwaliteit achteruit zal gaan, onder meer door overlast van hangjongeren. Verder stelt hij dat de grootschalige bouw niet past in een kleinschalige gemeenschap zoals 't Veld.
Volgens de raad is het plan juist bedoeld om de leefbaarheid te behouden en wordt daarom tevens in het dorpshuis voorzien. Voorts acht de raad het plan zorgvuldig ingepast in de omgeving. Daarbij is aangegeven dat er van alle zijden zicht is op het gebouw en dat een verlichtingsplan is opgesteld. Verder heeft de raad erop gewezen dat in de structuurvisie is opgenomen dat voor scholen voldoende ruimte voor uitbreiding bestaat en dat nieuwe initiatieven in de sfeer van een brede school worden ondersteund.
Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker sub 2] heeft aangevoerd voorshands geen aanleiding om aan te nemen dat het plan in strijd met de structuurvisie moet worden geacht.
2.7. [verzoeker sub 2] stelt verder dat de vrijvallende gronden zullen worden gebruikt voor nieuwbouw, terwijl de grootschalige woningbouwontwikkeling van 't Veld Noord in voorbereiding is. Ook wijst hij op het Woningbouwprogramma en voorzieningenstudie 't Veld/Zijdewind, waaruit volgens hem volgt dat de staat van onderhoud geen aanleiding geeft om een gebouw te onttrekken voor vervangende nieuwbouw.
De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van vervangende nieuwbouw en dat het samenvoegen van de drie scholen in 't Veld zowel gebouwtechnisch als exploitatietechnisch gunstig is. Voorts heeft de raad aangegeven dat een meerwaarde wordt gezien in samenvoeging van de scholen en het dorpshuis.
De voorzitter stelt vast dat op grond van de stukken niet aannemelijk is dat de door [verzoeker sub 2] genoemde aspecten een doorslaggevende rol hebben gespeeld in het besluit tot ontwikkeling van onderhavig plan. De voorzitter ziet voorts niet op voorhand aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat realisatie van de scholen en het dorpshuis op één locatie toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de bestaande situatie.
2.8. Voor zover [verzoeker sub 2] heeft aangevoerd dat de verkeersveiligheid in geding zal komen en het verkeer zal worden belemmerd door het plan, verwijst de voorzitter naar hetgeen hieromtrent onder 2.3.1 is overwogen.
2.9. Ook in hetgeen [verzoekster sub 1] en [verzoeker sub 2] overigens hebben aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor schorsing van het plan.
2.10. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2011
444.