ECLI:NL:RVS:2011:BU4100
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- A.B.M. Hent
- J.H. van der Winden
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot uitzetting naar Italië
In deze zaak heeft de Raad van State op 2 november 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage. De vreemdeling had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de minister voor Immigratie en Asiel was afgewezen in een besluit van 9 augustus 2011. De voorzieningenrechter had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard op 6 september 2011. De vreemdeling vorderde een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet naar Italië, terwijl zijn hoger beroep nog in behandeling was.
De voorzitter van de Raad van State oordeelde dat de minister niet voldoende gemotiveerd had gereageerd op de documenten waar de vreemdeling een beroep op deed. De voorzitter wees erop dat de minister enkel had verwezen naar een eerdere uitspraak van 14 juli 2011, zonder in te gaan op de specifieke documenten die relevant waren voor de beoordeling van de situatie in Italië. Dit motiveringsgebrek kon leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak en het bestreden besluit.
De voorzitter besloot daarom om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij werd bepaald dat de vreemdeling niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing was genomen op het hoger beroep. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 437,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de overheid in vreemdelingenzaken, vooral in het licht van de bescherming van mensenrechten en de verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen.