ECLI:NL:RVS:2011:BU4561
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.W.L. Simons-Vinckx
- A.P. de Rooy
- Rechtspraak.nl
Bestemmingsplan herziening Mortiere en bezwaar van appellanten
Op 6 juni 2011 heeft de raad van de gemeente Middelburg het bestemmingsplan "2e herziening Mortiere" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend te Middelburg, op 26 juli 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 12 oktober 2011, waar appellanten vertegenwoordigd waren door mr. H.U. van der Zee, en de raad door D.J.L. van Rijswijk en L.D. Huibregtse. Ook Woongoed Middelburg was aanwezig, vertegenwoordigd door een gemachtigde en mr. P.A. Kok, advocaat te Woerden.
De appellanten zijn van mening dat het bestemmingsplan in strijd is met het masterplan Mortiere en dat zij misleid zijn bij de aankoop van hun woningen. Ze stellen dat de raad vooringenomen was bij de vaststelling van het plan, omdat er al overeenkomsten waren gesloten met projectontwikkelaars. Daarnaast beweren zij dat de argumentatie voor de planherziening onduidelijk is en dat de hoogbouw hun woongenot, privacy en woningwaarde zal aantasten.
De raad heeft echter toegelicht dat het masterplan geen beleid van de gemeente inhield, maar een visie die inmiddels achterhaald was door bevolkingsgroei en gezinsverdunning. De Afdeling overweegt dat het bestemmingsplan "Mortiere" de planologisch-juridische uitwerking van het masterplan vormt. Het bezwaar van de appellanten dat er van het masterplan wordt afgeweken, gaat op in het bezwaar dat er van het bestemmingsplan wordt afgeweken. De Afdeling concludeert dat de raad op basis van gewijzigde planologische inzichten andere bestemmingen kan vaststellen.
De Afdeling oordeelt dat er geen bewijs is dat de raad onjuiste informatie heeft verstrekt aan de appellanten. Ook is er geen aanleiding om te concluderen dat de raad met vooringenomenheid heeft gehandeld. Wat betreft de aantasting van het woongenot en de privacy, stelt de raad dat deze slechts in geringe mate zal plaatsvinden. De Afdeling concludeert dat de bouwmogelijkheden niet leiden tot een onevenredige aantasting van de privacy of het woongenot van de appellanten. Het beroep van de appellanten wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.