Uitspraak
201100116/1/H2.
Datum uitspraak: 16 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Aduard, gemeente Zuidhorn,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 19 november 2010 in zaak nr. 10/574 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zuidhorn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2009 heeft het college een verzoek van [appellant] om vergoeding van schade als gevolg van een bouwvergunning afgewezen.
Bij besluit van 20 april 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 november 2010, verzonden op 23 november 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 januari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 1 februari 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 oktober 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. M.A. de Boer, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.C. Dijkstra, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] heeft verzocht om vergoeding van schade, in de vorm van waardevermindering van zijn woning, ten gevolge van een besluit van het college van 11 april 2005, waarbij vergunning is verleend voor het verbouwen van de naastgelegen woning aan [locatie] te Aduard ten behoeve van kleinschalige kinderopvang. [appellant] stelt dat zijn uitzicht en privacy door de activiteiten van het kinderdagverblijf zijn afgenomen en hinder van geluid is toegenomen.
2.2. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de geleden schade tot het normaal maatschappelijk risico behoort en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komt. Bij het normaal maatschappelijk risico is niet van belang, zoals [appellant] heeft gesteld, hetgeen in een lokale krant over de aard van de onderhavige bouwaanvraag is vermeld of hetgeen de vergunninghouder hem heeft medegedeeld over de aard en omvang van de kinderopvang. Evenmin is van belang dat [appellant] geen verzoek om vergoeding van planschade kan indienen. Bij het normaal maatschappelijk risico gaat het om algemene maatschappelijke ontwikkelingen en nadelen waarmee men rekening kan houden, ook al bestaat geen zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze zich zal concretiseren en de omvang van de nadelen die daaruit eventueel zullen voortvloeien. Anders dan [appellant] heeft betoogd, moet een kleinschalige opvang van kinderen in een eengezinswoning in een wijk met een woonbestemming, alwaar naar haar aard rekening dient te worden gehouden met geluiden van kinderen in het huis of de tuin van de buren en met geluiden van het halen en brengen van kinderen, als een zodanige ontwikkeling worden aangemerkt. Dat geldt, anders dan [appellant] heeft aangevoerd, ook voor de onderhavige woonwijk die aan de rand van een klein dorp is gelegen.
Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Larsson-van Reijsen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2011
344.