201104722/1/H1.
Datum uitspraak: 23 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante A], gevestigd te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, waarvan de vennoten zijn [vennoot A], [vennoot B] en [vennoot C], allen wonend te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, en [appellant] B, wonend te Gemert, gemeente Gemert-Bakel (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante A] en [appellant B]),
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 maart 2011 in zaak nr. 11/120 in het geding tussen:
[appellante A] en [appellant B]
het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel.
Bij besluit van 24 juni 2010 heeft het college aan [vergunninghouder] vrijstelling en reguliere bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk veranderen van een boerderij op het perceel [locatie] te Gemert (hierna: het perceel).
Bij besluit van 23 november 2010 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [appellante A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 24 juni 2010, onder aanvulling van de motivering daarvan, in stand gelaten.
Bij uitspraak van 17 maart 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door [appellante A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 23 november 2010 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellante A] en [appellant B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 5 mei 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante A] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2011, waar [appellante A] en [appellant B], vertegenwoordigd door mr. H.A. Gooskens, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Fermont en C. van den Biggelaar, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghouder], bijgestaan door mr. T. van Berk, advocaat te Eindhoven, als partij gehoord.
2.1. Het bouwplan voorziet in het splitsen van een boerderij op het perceel, waardoor één extra woning ontstaat.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Woongebied Gemert" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het gedeelte van het perceel waarop het bouwplan wordt gerealiseerd, de bestemming "Agrarisch bouwblok". Vast staat dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Het college heeft met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend teneinde het bouwplan mogelijk te maken.
2.3. [appellante A] en [appellant B] betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college, gelet op hun belangen, niet in redelijkheid vrijstelling voor het bouwplan heeft kunnen verlenen. Daartoe voeren zij aan dat de voorzieningenrechter het college ten onrechte heeft gevolgd in het standpunt dat het aluminiumbedrijf van [appellant B] in strijd met het bestemmingsplan ter plaatse is gevestigd, zodat met de belangen van dit bedrijf geen rekening behoefde te worden gehouden. Het grondverzetbedrijf van [appellante A] dient volgens [appellante A] en [appellant B] te worden ingedeeld in milieucategorie 3 van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, zodat een afstand van 100 m in acht moet worden genomen tussen dit bedrijf en de in het bouwplan voorziene woning. Doordat deze afstand niet in acht wordt genomen, zal het bedrijf nadelige gevolgen ondervinden, aldus [appellante A] en [appellant B].
2.3.1. Wat er zij van de vraag of het bedrijf van [appellant B] al dan niet in strijd met het bestemmingsplan ter plaatse is gevestigd, [appellant B] heeft in hoger beroep niet bestreden dat de in acht te nemen afstand van zijn bedrijf tot de in het bouwplan voorziene woning 50 m bedraagt en dat aan deze afstand wordt voldaan.
Het bedrijf van [appellante A] staat in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd als "grondverzetbedrijf". Op de internetsite van het bedrijf worden de bedrijfsactiviteiten omschreven als "verhuur van bulldozers, grondverzet, agrarisch werk en ondergronden".
De voorzieningenrechter heeft met juistheid overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat het bedrijf van [appellante A], zoals gesteld, valt onder SBI-code 2008, 27, 28, 33, waarbij een afstand van 100 m in acht dient te worden genomen. Die indeling is uitsluitend aangewezen, indien machines en apparaten ter plaatse worden vervaardigd. Zoals ter zitting is komen vast te staan, is daarvan geen sprake.
De voorzieningenrechter heeft het college terecht gevolgd in het standpunt dat het bedrijf van [appellante A] moet worden ingedeeld in milieucategorie 3.1, behorend bij SBI-code 014, te weten "Dienstverlening ten behoeve van de landbouw". Deze omschrijving benadert de activiteiten van het bedrijf van [appellante A] zo dicht mogelijk, nu het in het bijzonder gaat om grondverzet, verhuur van bulldozers en agrarisch werk. Bij genoemde categorie-indeling behoort een in acht te nemen afstand van 50 m. Niet betwist is dat daaraan wordt voldaan.
De stelling van [appellante A] dat het grondwerk niet overwegend dient ten behoeve van landbouw, leidt niet tot een ander oordeel. Daargelaten de juistheid daarvan, kan in dat geval het college worden gevolgd in het standpunt dat, gelet op de bedrijfsactiviteiten, het bedrijf dient te vallen onder milieucategorie 3.1, behorend bij SBI-code 713, te weten "Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen". Bij deze categorie-indeling behoort eveneens een in acht te nemen afstand van 50 m.
De voorzieningenrechter is dan ook terecht tot het oordeel gekomen dat het college in het aldus aangevoerde geen aanleiding heeft hoeven zien om de gevraagde vrijstelling te weigeren.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Oudenaller
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2011