ECLI:NL:RVS:2011:BU5431

Raad van State

Datum uitspraak
23 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102586/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • J.H. van Kreveld
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om vergoeding van planschade door college van burgemeester en wethouders van Vught

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 12 januari 2011 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Vught had op 20 januari 2009 het verzoek van [appellant] om vergoeding van planschade afgewezen. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een vrijstelling van het bestemmingsplan 'Vijverhof, herziening 1982', die op 11 januari 2006 was verleend. De vrijstelling voorzag in de bouw van een verpleeg- en verzorgingsgebouw, wat volgens [appellant] leidde tot een planologisch nadeliger situatie voor zijn woning.

De rechtbank oordeelde dat de planologische wijziging ten tijde van de aankoop van de woning door [appellant] voorzienbaar was, en dat hij daarom zelf verantwoordelijk was voor de geleden schade. [appellant] betoogde dat de structuurvisie, die de basis vormde voor de vrijstelling, niet als een concreet beleidsvoornemen kon worden aangemerkt, omdat er sinds 1992 geen uitvoering aan was gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 oktober 2011 ter zitting behandeld, waarbij [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat en het college werd vertegenwoordigd door twee raadsheren.

De Afdeling overweegt dat de voorzienbaarheid van een planologische wijziging moet worden beoordeeld aan de hand van de vraag of een redelijk denkend en handelend koper rekening had moeten houden met de kans op een ongunstige wijziging van de planologische situatie. De Afdeling concludeert dat [appellant] rekening had moeten houden met de mogelijkheid van een zorg- of verpleegfunctie in het toekomstige woongebied, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

201102586/1/H2.
Datum uitspraak: 23 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Vught,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 januari 2011 in zaak nr. 09/4401 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Vught.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2009 heeft het college het verzoek van [appellant] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 3 september 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 januari 2011, verzonden op 17 januari 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 28 maart 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 oktober 2011, waar [appellant], bijgestaan door mevrouw mr. D. Heuker of Hoek, advocaat te Waalre, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.W. Elfring en mevrouw L.P.M. Thijssen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, kent het college, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een besluit omtrent vrijstelling krachtens artikel 17 of 19 van de WRO schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. [appellant] heeft verzocht om vergoeding van planschade die hij stelt te lijden door de krachtens artikel 19, eerste lid, van de WRO op 11 januari 2006 verleende vrijstelling van het bestemmingsplan "Vijverhof, herziening 1982" (hierna: het bestemmingsplan). Deze vrijstelling voorzag in de bouw van een verpleeg- en verzorgingsgebouw, waar zich op de begane grond een verpleegafdeling met algemene ruimtes bevindt en op de eerste en tweede verdieping 57 zorgwoningen. Het college heeft de aanvraag, overeenkomstig het advies van de stichting Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken van november 2008, bij besluit van 20 januari 2009, zoals gehandhaafd bij besluit van 3 september 2009, afgewezen, omdat, gelet op de Structuurvisie Vught 2005 (hierna: structuurvisie) van 21 mei 1992, deze planologische wijziging volgens het college ten tijde van de aankoop door [appellant] van de woning gelegen aan de [locatie] te Vught voorzienbaar was.
2.3. Niet in geschil is dat [appellant] ten gevolge van de vrijstelling in een planologisch nadeliger situatie is komen te verkeren waardoor hij schade lijdt. In geschil is de vraag of de door hem geleden schade voor zijn rekening dient te blijven, omdat de wijziging van het planologische regime voorzienbaar was.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de planologische wijziging ten westen van zijn perceel, bestemd voor de bouw van een vrijstaand woonhuis, ten tijde van de aankoop op 4 augustus 2000 voorzienbaar was.
[appellant] voert daartoe aan dat de structuurvisie niet kan worden aangemerkt als een concreet beleidsvoornemen waaruit de planologische wijziging in volle omvang kon worden afgeleid. Dit blijkt volgens hem ook uit de omstandigheid dat aan deze visie sinds 1992 geen uitvoering is gegeven. Voorts wijst [appellant] erop dat volgens deze visie reguliere gestapelde woningbouw was voorzien, hetgeen wezenlijk anders is dan een verpleeg- en verzorgingsgebouw.
2.4.1. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 2 december 2009 in zaak nr.
200902002/1/H2) dient de voorzienbaarheid van een planologische wijziging te worden beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag, of ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft.
2.4.2. Gelet op onder meer de mededeling in Het Klaverblad op 3 juli 1991, is aannemelijk dat de structuurvisie ter inzage heeft gelegen in het gemeentelijk informatiecentrum en aldus ter openbare kennis is gebracht. De stelling van [appellant] dat aan de structuurvisie ten tijde van de aankoop van zijn woning geen uitvoering was gegeven, zodat hij ervan uit mocht gaan dat het een slapend plan was waarmee hij tijdens de aankoop van zijn perceel geen rekening hoefde te houden, is onjuist, reeds omdat de structuurvisie gelet op de naamgeving van deze visie zag op een periode tot en met 2005. Derhalve diende [appellant] rekening te houden met een planologisch ongunstiger situatie.
2.4.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 augustus 2006 in zaak nr.
200509420/1) dient een redelijk denkende en handelende koper in het kader van voorzienbaarheid van een planologische verslechtering bij de aanduiding 'woningen' en 'woongebied' rekening te houden met alle woonvormen die in een enigszins omvangrijke woonwijk denkbaar zijn. Dit is slechts anders als de bestemming wonen nader is uitgewerkt in specifieke planvoorschriften.
2.4.4. Op de kaarten Structuurvisie gemeente Vught en Schets ruimtelijke ontwikkeling Vught 2005, behorende bij de structuurvisie, staat het gebied ten westen van het perceel van [appellant] concreet aangeduid als 'toekomstig woongebied' onderscheidenlijk 'woningbouwlokatie'. In de structuurvisie is niet omschreven wat onder deze begrippen moet worden verstaan. Anders dan in de uitspraak van 11 augustus 2010 in zaak nr.
201000154/1/H2waren ten tijde van de aankoop van het perceel door [appellant] op de gronden ten westen van zijn perceel geen planvoorschriften van kracht waarmee een nadere invulling aan deze begrippen is gegeven. In de structuurvisie en de toelichting daarop is gewezen op de toenemende vergrijzing, met name in de oudere leeftijdscategorieën, binnen de gemeente Vught. Daardoor had een redelijk denkend en handelend koper er mede rekening mee moeten houden dat voor bewoners in dit toekomstige woongebied woningen zouden worden gerealiseerd waaraan in meer of mindere mate een zorg- of verpleegfunctie is gekoppeld. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant], hoewel het woonzorgcomplex op zichzelf niet voorzienbaar was, er rekening mee had moeten houden dat onder 'toekomstig woongebied' en 'woningbouwlocatie' ook wonen in een woonzorgcomplex zou kunnen worden begrepen. Daarbij is van belang dat gestapelde woningbouw en gestapelde woningen met daarin een zorgfunctie wat betreft hun ruimtelijke uitstraling niet wezenlijk verschillen.
Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. J.H. van Kreveld en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2011
362-705.