201104879/1/R2.
Datum uitspraak: 30 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Valburg, gemeente Overbetuwe,
de raad van de gemeente Overbetuwe,
verweerder.
Bij besluit van 22 februari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Valburg, [locatie 1]" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 april 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 mei 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2011, waar [appellant], bijgestaan door F.J. Kütschruiter, en de raad, vertegenwoordigd door D.H.H.J. van Hal, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Ter zitting is voorts [belanghebbende] als partij verschenen.
2.1. Ter zitting is het beroep ingetrokken voor zover dat ziet op de wateroverlast die [appellanten] ondervinden als gevolg van de ophoging van het perceel [locatie 1].
2.2. Het plan voorziet in de mogelijkheid om een vrijstaande woning te bouwen binnen een bouwvlak dat ziet op het perceel aan de [locatie 1]. De belangrijkste wijziging ten opzichte van het vorige bestemmingsplan is een verschuiving van het bouwvlak in de richting van de Tielsestraat.
2.3. Volgens [appellanten] is de rooilijn van het bouwvlak ten onrechte gelijkgesteld met de rooilijn van hun woning aan de [locatie 2] en had de plaats van het voorheen geldende bouwvlak moeten worden aangehouden. Zij stellen dat onvoldoende rekening is gehouden met de nadelen die zij ondervinden door de verschuiving van het bouwvlak, waaronder het verlies van uitzicht.
2.3.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de positie van het bouwvlak dat ziet op het perceel [locatie 1] in het vorige bestemmingsplan op een omissie berustte. In verband met de meer naar voren liggende positie van de woning aan de [locatie 2] stelt de raad dat de Tielsestraat beter wordt begeleid door een bouwvlak dat meer naar voren is gelegen.
2.3.2. Voor de planologische geschiedenis van de percelen [locatie 2] en 98 wordt verwezen naar de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling van 18 augustus 2011, zaak nr.
201104879/2/R2omtrent het treffen van een voorlopige voorziening in het onderhavige geding. Anders dan [appellanten], is de Afdeling van oordeel dat de raad aannemelijk heeft gemaakt dat de positie van het bouwvlak voor [locatie 1] in het vorige plan op een omissie berustte. De Afdeling acht verder het standpunt van de raad dat de Tielsestraat beter wordt begeleid door een meer naar voren gelegen positie van het bouwvlak niet onredelijk. Anders dan [appellanten] stellen, liggen voorts aan de situering van het bouwvlak en de maatvoering van de woning ruimtelijke motieven ten grondslag. Nu uit de stukken blijkt dat het bouwvlak verkleind is ten opzichte van het vorige bestemmingsplan en dat het plan niet meer dan één bouwlaag met kap toestaat, evenals in het vorige bestemmingsplan, heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat bij de grootte van de woning en de bouwhoogten voldoende rekening is gehouden met de woningen in de naaste omgeving. De Afdeling ziet derhalve, mede gelet op de voorgeschiedenis van het plan, geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de afweging van belangen een groter gewicht aan de belangen van [appellanten] had moeten toekennen dan aan de belangen die met dit plan aan de orde zijn. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat er geen recht op een blijvend vrij uitzicht bestaat.
Wat betreft het betoog dat de verschuiving van het bouwvlak niet is ingegeven door de begeleiding van de Tielsestraat, omdat in het plan niet is vastgelegd dat de woning met de voorgevel op de rooilijn dient te worden gebouwd, ziet de Afdeling geen aanleiding om daarover anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan in de genoemde uitspraak van 18 augustus 2011.
2.4. Voorts voeren [appellanten] aan dat de beantwoording van de zienswijze en de door de raad aangepaste planregel over het peil niet duidelijk zijn, waardoor onduidelijkheid bestaat over het te hanteren peil in het plangebied.
2.4.1. Bij het besluit tot vaststelling van het plan heeft de raad een amendement aangenomen, waarbij de begripsbepaling van het begrip peil, uit artikel 1, lid 1.37, van de planregels is gewijzigd in die zin dat het peil met 25 cm wordt verlaagd tot 10 cm boven de kruin van de dijk of de weg. Ter zitting is gebleken dat artikel 1, lid 1.37, onder c, van de planregels van toepassing is op het perceel [locatie 1], aangezien het geen geaccidenteerd terrein betreft. De raad heeft meegedeeld dat de overige leden van artikel 1.37 zijn opgenomen, omdat dit een regel is uit het bestemmingsplan voor Valburg. Op grond van artikel 2, lid 2.1 en lid 2.3, van de planregels wordt de bouwhoogte onderscheidenlijk de goothoogte van een bouwwerk gemeten vanaf het peil. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het peil bepalend is voor de bouw- en goothoogte van een bouwwerk en dat een verdere ophoging van het perceel niet betekent dat de bouwhoogte groter wordt.
2.5. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011