201106755/1/R2.
Datum uitspraak: 30 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Overbetuwe,
appellant,
de raad van de gemeente Overbetuwe,
verweerder.
Bij besluit van 19 april 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "RijnWaalpad" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juni 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 21 juli 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.E. van Gilst, advocaat te Nijmegen en de raad, vertegenwoordigd door mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem, en A.H. van der Wielen en J. Rouw, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan maakt de aanleg mogelijk van een snelfietsroute tussen Arnhem en Nijmegen, het RijnWaalpad, voor zover deze over het grondgebied van de gemeente Overbetuwe loopt.
2.2. [appellant] richt zich tegen het plandeel dat ziet op het tracé voor zover dat loopt over zijn gronden. Hij voert hiervoor aan dat de uitvoerbaarheid niet in de toelichting is opgenomen, hetgeen in strijd is met artikel 3.1.6, aanhef en onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening. Voorts stelt hij dat de uitvoerbaarheid van het plan niet is gewaarborgd, omdat er geen overeenstemming bestaat over de aankoop van zijn voor het tracé benodigde gronden.
Verder stelt [appellant] dat het plan zijn belangen onevenredig schaadt nu het beoogde tracé zijn landbouwgronden doorsnijdt. Ook als de raad in de toekomst zijn overblijvende landbouwgronden zal verwerven ten behoeve van het beoogde Park Lingezegen, is sprake van schade, omdat in dat geval de gronden separaat moeten worden verworven. Tot slot ontbreekt de noodzaak voor het tracé over zijn gronden nu een alternatief tracé over de Kampsestraat mogelijk is, aldus [appellant].
2.3. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Uit het rapport "Tracékeuze RijnWaalpad" van 7 december 2009 en het advies "Vaststellen tracé RijnWaalpad door park Lingezegen" van de stuurgroep Park Lingezegen blijkt dat aan de keuze voor het onderhavige tracé een afweging heeft plaatsgevonden tussen vijf alternatieven. Voor het bestreden tracé is gekozen, omdat het de kortste en snelste route is, hetgeen van belang wordt geacht voor een snelfietspad. Tevens is in de afweging betrokken dat het tracé aansluit op het bestaande kavelpatroon, het deels met de A325 bundelt en het naast de bestaande weg een additionele route ter ontsluiting van het gebied oplevert. Ter zitting heeft de raad verder gesteld dat het gekozen tracé een vrijliggend fietspad mogelijk maakt met een goede aansluiting op de wijk ten noorden van de Rijkerswoerdsestraat. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in voldoende mate de voor- en nadelen van alternatieven voor het tracé heeft afgewogen.
2.3.1. De raad heeft in paragraaf 3.8 van de plantoelichting de uitvoerbaarheid van het plan beschreven, zodat aan de wettelijke regeling dienaangaande is voldaan. Uit de plantoelichting blijkt voorts dat voor de verwerving van de gronden voldoende financiële middelen zijn gereserveerd. De raad heeft in zijn verweer uiteengezet te streven naar overeenstemming met [appellant] over de aankoop van zijn voor het tracé benodigde gronden. Nu de raad tevens heeft gemeld dat in het geval geen overeenstemming wordt bereikt, tot onteigening zal worden overgegaan, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan uitvoerbaar is.
2.3.2. De Afdeling is voorts van oordeel dat de raad in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan de met het RijnWaalpad gediende belangen dan aan de belangen van [appellant]. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de doorgaande fietsroute een bijdrage levert aan de bereikbaarheid van Arnhem en Nijmegen en het fietsverkeer stimuleert.
Over de te verwerven gronden van [appellant] heeft de raad ter zitting toegelicht dat het plan zodanig is begrensd dat er geen onbruikbare stukjes grond buiten het plangebied ontstaan. Voorts heeft de raad meegedeeld bij de aankoop van zijn gronden rekening te zullen houden met de financiële gevolgen voor zowel het inkomen als het vermogen van [appellant]. Voorts tekent de Afdeling aan dat in geval van onteigening [appellant] in aanmerking komt voor een volledige schadeloosstelling op grond van de Onteigeningswet.
2.4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011