ECLI:NL:RVS:2011:BU7026

Raad van State

Datum uitspraak
7 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101412/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Westland en schaduwhinder voor appellant

Op 14 december 2010 heeft de raad van de gemeente Westland het bestemmingsplan "[locatie] te De Lier" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft [appellant] op 28 januari 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is ter zitting behandeld op 9 november 2011, waar [appellant] in persoon verscheen, bijgestaan door G.B. van Delft. De raad was vertegenwoordigd door J.E.G. Dekker, werkzaam bij de gemeente. Ook [belanghebbende] was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. G.J.I.M. Seelen, advocaat te Leiden, en K.H. de Heer en A. Spuijbroek.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het bestemmingsplan een juridisch-planologische regeling biedt voor de uitbreiding van de bedrijfsruimte en vernieuwing van de kantoorruimte van [belanghebbende]. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen de aanduiding "Wro-zone-wijzigingsgebied" en de bijbehorende planregels, omdat hij vreest dat de maximale bouwhoogte van 15 meter zijn uitzicht zal belemmeren en een grote schaduwwerking zal hebben op zijn perceel.

De raad heeft echter betoogd dat [appellant] geen belang heeft bij zijn beroep, aangezien de naastgelegen gronden een agrarische bestemming hebben en de nieuwe bebouwing geen nadelige invloed zal hebben op het gebruik van deze gronden. De raad heeft ook gesteld dat de schaduwhinder die mogelijk ontstaat door de wijzigingsbevoegdheid niet onevenredig is en dat de belangen van [appellant] niet in de weg staan aan de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de belangen van [appellant] niet in de weg staan aan de wijzigingsbevoegdheid. Het beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 7 december 2011.

Uitspraak

201101412/1/R4.
Datum uitspraak: 7 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te De Lier, gemeente Westland,
en
de raad van de gemeente Westland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2010 heeft de raad van de gemeente Westland het bestemmingsplan "[locatie] te De Lier" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft daartoe in de gelegenheid gesteld een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2011, waar [appellant] in persoon en bijgestaan door G.B. van Delft; de raad, vertegenwoordigd door J.E.G. Dekker, werkzaam bij de gemeente zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. G.J.I.M. Seelen, advocaat te Leiden, en K.H. de Heer en A. Spuijbroek.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] heeft de beroepsgrond met betrekking tot de te late toezending van het vaststellingsbesluit ter zitting ingetrokken.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het uitbreiden van de bedrijfsruimte en het vernieuwen van de kantoorruimte van [belanghebbende] op het perceel [locatie] te De Lier.
2.3. [appellant] komt op tegen de in het plan opgenomen aanduiding "Wro-zone-wijzigingsgebied" en artikel 10 van de planregels. Hij voert hiertoe aan dat de maximale bebouwing die na gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk is, zijn uitzicht zal belemmeren en een zeer grote schaduwwerking zal hebben op zijn perceel. Op grond van deze belangen stelt [appellant] dat de maximale bouwhoogte beperkt had moeten worden.
2.4. De raad stelt dat [appellant] geen belang heeft bij zijn beroep omdat de naastgelegen gronden een agrarische bestemming hebben en de gebouwen waarop het plan betrekking heeft op dit gebruik geen nadelige invloed hebben.
Het uitzicht wordt volgens de raad reeds belemmerd door de aanwezige bomenrij. Daarnaast stelt de raad dat een gebouw van 15 meter hoog in vergelijking met de huidige bebouwingsmogelijkheden nauwelijks effect heeft op het bestaande uitzicht, mede omdat de gevel 12 meter verder naar achteren komt te liggen.
Voorts stelt de raad dat uit gemaakte schaduwtekeningen blijkt dat de met de wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken bebouwing geen onevenredige schaduwhinder veroorzaakt. Uit de schaduwtekeningen blijkt volgens de raad dat in de zomer geen verandering zal optreden. De schaduwhinder in het voor- en najaar is niet onevenredig voor [appellant], aldus de raad.
2.5. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het college van burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan gegeven regels het plan kan wijzigen.
2.5.1. Ingevolge artikel 10 van de planregels kan het college van burgemeester en wethouders, indien dit vanuit bedrijfseconomisch oogpunt wenselijk en/of noodzakelijk is, het plan ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone-wijzigingsgebied" wijzigen, ten behoeve van de realisatie van nieuwe bedrijfsbebouwing ter plaatse, waarbij het bouwvlak desgewenst kan worden vergroot en/of gewijzigd, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter en onder de voorwaarde dat geen onevenredige hinder optreedt naar de omgeving.
2.5.2. Uit de in rechtsoverweging 2.4 bedoelde schaduwtekeningen blijkt dat de maximale bebouwing die met de wijzigingsbevoegdheid mogelijk kan worden gemaakt alleen in de winter een lichte toename van schaduwhinder zal veroorzaken in vergelijking met de huidige situatie. Ter zitting is door de raad gesteld en door [appellant] niet weersproken dat op de gronden van [appellant] de bestemming "Agrarische glastuinbouw" rust. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat met die bestemming overeenstemmend gebruik op voorhand onaanvaardbaar gehinderd wordt door schaduwwerking indien gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid.
De Afdeling is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de belangen van [appellant] niet in de weg staan aan het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 10 van de planregels en het plan in zoverre strekt ten behoeve ven een goede ruimtelijke ordening
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2011
218-375-725.