201104042/1/H1.
Datum uitspraak: 7 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B] en anderen (hierna: [appellant] en anderen), allen wonend te Loenen, gemeente Apeldoorn,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 23 februari 2010 in zaken nrs. 09/1556, 10/223 en 10/224 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
Bij besluit van 13 maart 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] een reguliere bouwvergunning verleend als wijziging van een bij besluit van 28 november 2008 verleende reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een bedrijfsgebouw op het adres [locatie] te Loenen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 25 augustus 2009 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 februari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 oktober 2011, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellante B], bijgestaan door mr. J.H.M. van der Lee, en het college, vertegenwoordigd door J.M. van Wegen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan ziet op het wijzigen van de eerder bij besluit van 28 november 2008 verleende reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een bedrijfsgebouw op een bedrijventerrein. Deze bouwvergunning is in rechte onaantastbaar. De wijzigingen betreffen:
- de afvoer van regenwater door middel van een zaksloot in plaats van infiltratie;
- een wijziging in de linkergevel door het maken van een deur;
- het voorzien van een meterkast in iedere bedrijfsunit in het gebouw;
- technische aanpassingen van de noodverlichting, brandmeldinstallaties en brandslanghaspels en
- een verbreding van de uitritten.
Bij besluit op bezwaar van 25 augustus 2009 is de situatietekening wederom gewijzigd. De wijziging heeft betrekking op de afvoer van regenwater, die plaatsvindt door infiltratie in de bodem in plaats van door middel van een zaksloot, in overeenstemming met de oorspronkelijke bouwvergunning van 28 november 2008. Op het straatniveau boven het infiltratiesysteem zijn parkeerplaatsen gesitueerd.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Stuwwalrand Parkzone Zuid" (hierna: het bestemmingsplan), rust op het perceel de bestemming "Bedrijventerrein". De gronden zijn nader aangeduid en liggen deels binnen de aanduiding milieuzone II en deels binnen de aanduiding milieuzone III.
2.3. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de wijziging van het bouwplan niet kan worden aangemerkt als een wijziging van ondergeschikte aard omdat het oorspronkelijke bouwplan geen betrekking had op een bedrijfsverzamelgebouw.
2.3.1. Dit betoog faalt. De gewijzigde bouwvergunning van 13 maart 2009 ziet niet op het wijzigen van het gebruik. De bouwvergunning van 28 november 2008 zag blijkens de bouwtekeningen reeds op een bedrijfsgebouw met zeven zelfstandige bedrijfsruimten en laadperrons zodat ook op grond daarvan al een bedrijfsverzamelgebouw was toegestaan. De gewijzigde vergunning ziet op inpandige aanpassingen en op het wijzigen van de linkergevel door het plaatsen van een deur voor de hoofdmeterkast. Zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen zijn de wijzigingen, zowel op zichzelf beschouwd als afgezet tegen het totale bouwwerk, aan te merken als wijzigingen van ondergeschikte aard met een geringe ruimtelijke uitstraling zodat kon worden volstaan met het wijzigen van de eerder verleende bouwvergunning.
2.4. Zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, treffen de beroepsgronden, voor zover die zijn gericht tegen de niet gewijzigde onderdelen van het bedrijfsgebouw en daarmee in feite tegen de bij besluit van 28 november 2008 verleende bouwvergunning, geen doel, reeds omdat dat besluit in rechte onaantastbaar is geworden.
2.5. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat in de verleende bouwvergunning wordt verwezen naar het verkeerde bestemmingsplan.
2.5.1. Zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, blijkt uit de bouwvergunning dat het college, hoewel ten onrechte het bestemmingsplan "1e herziening Stuwwalrand Parkzone Zuid" staat vermeld, het bouwplan heeft getoetst aan het bestemmingsplan "Stuwwalrand Parkzone Zuid" en niet aan de 1e herziening ervan, nu in de bouwvergunning de aanduidingen van het geldende bestemmingsplan zijn vermeld. Voor zover in de bouwvergunning een onjuiste versie van het bestemmingsplan is genoemd, is dit gebrek hersteld bij het besluit op bezwaar van 25 augustus 2009. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder andere in de uitspraak van 18 maart 2009 in zaak nr.
200805756/1), is de bezwaarschriftenprocedure bedoeld voor een volledige heroverweging. Ingevolge artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats. Eventuele aan dit besluit klevende gebreken kunnen bij het besluit op bezwaar worden hersteld. Het betoog faalt.
2.6. [appellant] en anderen betogen dat uit het bouwplan niet kan worden opgemaakt of het beoogde gebruik strijdig is met de ingevolge het bestemmingsplan ter plaatse toegestane milieucategorieën.
2.6.1. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het bedrijfsgebouw voor andere doeleinden zal worden gebruikt dan die waarin de bestemming voorziet. De enkele vrees voor toekomstig strijdig gebruik staat er niet aan in de weg dat bouwvergunning wordt verleend. Mocht in de toekomst blijken dat het bedrijfsgebouw wordt gebruikt in strijd met het bestemmingsplan, dan staat het [appellant] en anderen vrij om het college te verzoeken hiertegen handhavend op te treden. Overigens worden op dit moment volgens informatie van het college vier van de zeven bedrijfsruimten gebruikt voor de opslag van fietsen en fietsonderdelen, een activiteit in milieucategorie II. De overige drie bedrijfsruimten zijn in gebruik door het matrassenbedrijf van vergunninghouder.
2.7. [appellant] en anderen betogen tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat er ingevolge artikel 52 van de Woningwet een aanhoudingsplicht geldt, nu zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat het gewijzigd uitvoeren van de bij besluit van 28 november 2008 verleende bouwvergunning tevens is aan te merken als het oprichten of veranderen van een inrichting waarvoor een vergunning krachtens de Wet milieubeheer is vereist.
2.8. [appellant] en anderen betogen eveneens tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet voorziet in de aanleg van voldoende parkeerplaatsen, nu zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat als gevolg van de wijzigingen in het bouwplan ingevolge de gemeentelijke bouwverordening extra parkeerplaatsen zijn vereist.
2.9. [appellant] en anderen betogen voorts tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat de uitwegvergunning voor de ontsluiting naar de openbare weg nog niet is verleend en dat een uitweg in strijd is met het bestemmingsplan. Zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld is het maken of wijzigen van een uitweg niet bouwvergunningplichtig zodat het verbreden van een uitweg hier geen onderwerp van geschil is.
2.10. [appellant] en anderen betogen tenslotte tevergeefs dat het bouwplan leidt tot verkeersaantrekkende werking en geluidhinder nu dit geen toetsingsgronden zijn zoals genoemd in artikel 44 van de Woningwet zoals die wet luidde ten tijde van belang, en een bouwvergunning niet kan worden geweigerd op andere gronden dan vermeld in dat artikel.
2.11. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2011