ECLI:NL:RVS:2011:BU7089

Raad van State

Datum uitspraak
7 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105185/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Projectbesluit voor paardenfokkerij in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin het beroep van [appellant] en anderen tegen een projectbesluit van de raad van de gemeente Achtkarspelen ongegrond werd verklaard. Het projectbesluit, genomen op 7 oktober 2010, betreft de realisatie van een paardenfokkerij met bedrijfswoning op een perceel in Boelenslaan. De rechtbank oordeelde dat het projectbesluit niet in strijd was met de wet, maar [appellant] en anderen zijn het daar niet mee eens en hebben hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 20 oktober 2011. De appellanten betogen dat het projectbesluit niet van een goede ruimtelijke onderbouwing is voorzien, omdat het niet aannemelijk zou zijn dat er een volwaardig en duurzaam agrarisch bedrijf op het perceel gevestigd zal worden. De raad heeft echter gesteld dat het bouwplan voldoet aan de voorwaarden voor een volwaardig bedrijf, omdat er voldoende productieve werkgelegenheid voor ten minste één persoon aanwezig is. Dit is onderbouwd met een bedrijfsplan dat door [vergunninghouder] is overgelegd.

De Raad van State heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het rapport van GIBO, waar de appellanten naar verwijzen, geen betekenis toekomt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 7 december 2011.

Uitspraak

201105185/1/H1.
Datum uitspraak: 7 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, allen wonend te Boelenslaan, en [appellanten], beiden wonend te Houtigehage, (hierna tezamen: [appellant] en anderen),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 14 april 2011 in zaak nr. 11/30 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
1. de raad van de gemeente Achtkarspelen,
2. het college van burgemeester en wethouders van Achtkarspelen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 oktober 2010 heeft de raad een projectbesluit genomen ten behoeve van het realiseren van een paardenfokkerij met bedrijfswoning aan de [locatie] te Boelenslaan (hierna: het perceel).
Bij besluit van 28 oktober 2010 heeft het college aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het bouwplan.
Bij uitspraak van 14 april 2011, verzonden op 18 april 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 juni 2011.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [vergunninghouder] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[vergunninghouder] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2011, waar [een van de appellanten], bijgestaan door mr. G.B. de Jong, de raad en het college, beide vertegenwoordigd door mr. B.J.H. Zuur, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [vergunninghouder].
2. Overwegingen
2.1. Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied" de bestemming "Agrarische doeleinden, categorie AG-E (agrarisch gebied met elzensingels)". Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan, nu niet is voorzien in een bouwvlak op het perceel. Om die reden heeft de raad een projectbesluit krachtens artikel 3.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) genomen.
2.2. Ingevolge artikel 3.10, eerste lid, van de Wro kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een projectbesluit nemen.
Ingevolge het tweede lid bevat het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing van het project.
2.3. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het projectbesluit niet van een goede ruimtelijke onderbouwing is voorzien. Daartoe voeren zij aan dat niet aannemelijk is dat op het perceel een volwaardig en duurzaam agrarisch bedrijf gevestigd zal zijn omdat slechts hobbymatige activiteiten zullen worden uitgeoefend. [appellant] en anderen wijzen in dit kader op het rapport van 16 april 2010 van adviesbureau GIBO Accountants en adviseurs B.V. (hierna: GIBO) waaruit blijkt dat [vergunninghouder] uit het bedrijf geen eigen inkomen kan genereren, maar verlies zal leiden.
2.3.1. In de ruimtelijke onderbouwing is gewezen op het nieuwe bestemmingsplan "Buitengebied" waarin het perceel ook de bestemming "Agrarische Doeleinden, categorie AG-E (agrarisch gebied met elzensingels)" zal krijgen, maar dan met een bouwvlak. De raad heeft te kennen gegeven dat vooruitlopend op dit nieuwe bestemmingsplan in beginsel medewerking wordt verleend aan de nieuwvestiging van een bedrijf als het onderhavige, dat past binnen de toekomstige bestemming, mits sprake is van een volwaardig bedrijf en niet van hobbymatige activiteiten. Volgens de raad is een bedrijf volwaardig, indien voldoende productieve werkgelegenheid voor ten minste één persoon aanwezig is. De raad heeft zich, onder verwijzing naar het door [vergunninghouder] overgelegde bedrijfsplan van 22 mei 2006, opgesteld door adviesbureau DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V. (hierna: het bedrijfsplan), op het standpunt gesteld dat aannemelijk is dat de paardenfokkerij (op termijn) een volwaardig bedrijf zal zijn.
Niet in geschil is dat de paardenfokkerij blijkens het bedrijfsplan werk genereert voor meer dan één persoon, namelijk voor 1,75 Volwaardig Arbeidskracht. Voorts is niet in geschil dat [vergunninghouder] beschikt over tien hectare weidegrond, waarvan zeven hectare bij de voorziene paardenfokkerij. De raad heeft zich, gelet op de arbeidsomvang en de oppervlakte van de voor de voorziene paardenfokkerij beschikbare gronden, op het standpunt kunnen stellen dat het bouwplan voldoet aan de door hem gestelde voorwaarde dat er voldoende productieve werkgelegenheid voor ten minste één persoon moet zijn. Het antwoord op de vraag of [vergunninghouder] uit de paardenfokkerij een redelijk inkomen zal kunnen genereren en wat daaronder moet worden verstaan, is in dit kader niet relevant, nu de raad geen inkomenseis heeft gesteld. De rechtbank heeft, gelet hierop, terecht overwogen dat aan het rapport van GIBO van 16 april 2010 en de toelichting ter zitting door T. Rijpma, werkzaam bij Kalkulatiebureau Sneek B.V., geen betekenis toekomt.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Kos
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2011
580.