201011654/1/R3.
Datum uitspraak: 14 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Bergen op Zoom,
appellanten
de raad van de gemeente Bergen op Zoom,
verweerder.
Bij besluit van 30 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Groenstrook Kijk-in-de-Pot" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2011, waar [appellant B], bijgestaan door mr. H.U. van der Zee, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.J.W.P. Rampaart-Verbeek, werkzaam bij de gemeente, en ing. R. Vliex, zijn verschenen.
2.1. [appellanten] voeren aan dat de raad hun zienswijze ten onrechte niet-ontvankelijk heeft geacht in verband met het ontbreken van een nadere motivering. Zij stellen dat zij hun zienswijze wel nader hebben gemotiveerd en dat deze nadere motivering zowel per aangetekende brief als per fax naar de gemeente is verstuurd. Het besluit dient reeds om die reden te worden vernietigd, aldus [appellanten].
2.1.1. De raad erkent in het verweerschrift dat hij de zienswijze van [appellanten] ten onrechte buiten behandeling heeft gelaten en inhoudelijk had moeten beoordelen. Nu de raad in de overwegingen van het bestreden besluit niet is ingegaan op de zienswijze en deze ook niet anderszins heeft beoordeeld, is het bestreden besluit in zoverre niet afdoende gemotiveerd.
2.1.2. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.
De Afdeling ziet aanleiding te onderzoeken of er grond bestaat om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, te bepalen dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven.
2.2. [appellanten] stellen dat als gevolg van het plan aansluitend aan de bestaande asfaltstrook in het plangebied een nieuwe asfaltstrook zal worden aangelegd waar nu een groenstrook aanwezig is. Dit betekent dat een deel van het bestaande groen zal verdwijnen, wat volgens hen ten koste gaat van het uitzicht vanuit hun woning. Verder stellen [appellanten] dat het plan niet slechts voorziet in een gebruik van de asfaltstrook als kiss- and ridestrook, maar ook in ruimere parkeermogelijkheden in het plangebied ten behoeve van evenementen. Ook ontbreekt, aldus [appellanten], een afdoende onderzoek naar de mogelijke geluidoverlast die zij zullen ondervinden na verwezenlijking van het plan.
2.2.1. De raad stelt in het verweerschrift dat in het plangebied op de plaats van de beoogde kiss- and ridestrook al een asfaltstrook ligt die niet zal worden uitgebreid. Het aanwezige groen zal volgens hem dan ook niet verdwijnen vanwege het plan. Verder stelt de raad dat maatregelen zullen worden getroffen, zodat de strook uitsluitend en slechts op bepaalde tijden toegankelijk zal zijn voor het brengen en halen van kinderen. Weliswaar kunnen de gronden in het plangebied ook worden gebruikt als parkeerterrein bij evenementen, maar volgens de raad worden de gronden reeds in de bestaande situatie hiervoor gebruikt. Dat de gronden in het plangebied ook op andere momenten als parkeerterrein kunnen worden gebruikt acht de raad gezien de totale grootte van het stadspark toelaatbaar. Uit nader verricht akoestisch onderzoek volgt dat de kiss- and ridestrook geen onevenredige geluidhinder zal opleveren voor [appellanten], aldus de raad.
2.2.2. Aan de gronden in het plangebied is de bestemming "Groen" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. (openbaar) groen, plantsoen en andere groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende andere bouwwerken.
2.2.3. Blijkens het verweerschrift heeft de raad met het plan beoogd om op de bestaande asfaltstrook in het plangebied een kiss- and ridestrook in te richten en de bestaande strook groen te behouden. Het plan staat echter toe dat de bestaande asfaltstrook wordt uitgebreid en dat het gehele plangebied wordt geasfalteerd en ingericht met parkeervoorzieningen. Hierdoor kan de bestaande strook groen verdwijnen of worden verkleind.
Verder is weliswaar niet in geschil dat de gronden in het plangebied reeds in de bestaande situatie incidenteel worden gebruikt als parkeergelegenheid ten behoeve van evenementen binnen het plangebied of in de omgeving, maar op grond van het plan kunnen in het plangebied parkeerplaatsen worden aangelegd die eveneens ten behoeve van andere doeleinden kunnen worden gebruikt. Het plan stelt geen beperkingen aan het aantal aan te leggen parkeerplaatsen en de tijdstippen waarop deze kunnen worden gebruikt. Dat de gemeente eigenaar is van de gronden in het plangebied en in die hoedanigheid de aanleg van parkeerplaatsen in het plangebied zou kunnen beperken en het gebruik van de gronden zou kunnen reguleren, doet niet af aan de noodzaak een gewenste situatie ook planologisch vast te leggen.
Voor zover de raad stelt dat uit het in zijn opdracht verrichte akoestisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn opgenomen in het rapport van 7 februari 2011 van de Regionale Milieudienst West-Brabant, volgt dat als gevolg van het plan geen onevenredige geluidhinder ontstaat voor [appellanten], geldt dat in dit onderzoek slechts rekening is gehouden met de beoogde kiss- and ridestrook en niet met de maximale mogelijkheden van het plan. Reeds hierom heeft de raad zijn standpunt niet kunnen baseren op dit onderzoek.
Gelet op het voorgaande heeft de raad de belangen van [appellanten] bij het stellen van beperkingen aan het aantal parkeerplaatsen en het gebruik hiervan onvoldoende onderkend. Gelet hierop bestaat geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, zoals bedoeld in 2.1.2.
2.3. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bergen op Zoom van 30 september 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Groenstrook Kijk-in-de-Pot";
III. veroordeelt de raad van de gemeente Bergen op Zoom tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Bergen op Zoom aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2011