ECLI:NL:RVS:2011:BU7877

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012266/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Son Midden' en de rechtsgeldigheid van de intekening van bestaande gebouwen

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan 'Son Midden', dat op 28 oktober 2010 door de raad van de gemeente Son en Breugel is vastgesteld. Een appellant, wonend in Son, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Raad van State, omdat hij van mening is dat de bestaande garage en bungalow op zijn perceel niet correct zijn ingetekend in de verbeelding van het bestemmingsplan. Hij stelt dat de intekening is gebaseerd op onjuiste gegevens van de Grootschalige Basiskaart van Nederland of het kadaster, waardoor zijn woning en garage ten onrechte onder het overgangsrecht zijn gebracht. Dit zou in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel, aangezien vergelijkbare gebouwen op andere percelen met de bestemming 'Wonen' wel correct zijn bestemd.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 4 november 2011, waarbij de appellant en de raad, vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente, aanwezig waren. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de garage en de woning zijn gebouwd in overeenstemming met de verleende bouwvergunning en dat de raad beoogde deze gebouwen als zodanig te bestemmen. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 14 december 2011.

Uitspraak

201012266/1/R3.
Datum uitspraak: 14 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Son, gemeente Son en Breugel,
en
de raad van de gemeente Son en Breugel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Son Midden" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2011, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door D.G.M.W. Hulsen en drs. O.G. Schook, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] stelt dat de bestaande garage en bungalow op zijn perceel [locatie] niet, onderscheidenlijk niet correct, zijn ingetekend in de verbeelding. De intekening van de woning op de verbeelding is volgens hem gebaseerd op onjuiste gegevens van de Grootschalige Basiskaart van Nederland dan wel het kadaster. Als gevolg hiervan zijn de woning en de garage volgens [appellant] in het plan ten onrechte onder het overgangsrecht gebracht.
De raad handelt hiermee in strijd met het gelijkheidsbeginsel, aangezien garages en woningen op soortgelijke percelen met de bestemming "Wonen" wel als zodanig zijn bestemd, aldus [appellant].
2.1.1. Op het voorste gedeelte van het perceel [locatie] rust de bestemming "Tuin". Het achterste gedeelte van het perceel heeft de bestemming "Wonen", met de nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding-bungalow 1".
Het bestemmingsvlak voor "Wonen" is tegelijk ook geheel aangeduid als bouwvlak.
2.1.2. Ingevolge artikel 17, lid 17.2.3, van de planregels gelden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding- bungalow 1" de volgende bepalingen:
a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd […].
d. De gezamenlijke inhoud van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 1.000 m3.
e. De afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
Ingevolge artikel 22, lid 22.1, van de planregels geldt in die gevallen dat de goot- en/of bouwhoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot enige bouwperceels-, bestemmings-, of bouwvlakgrens en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van de regels is voorgeschreven, respectievelijk is toegestaan, die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
2.1.3. Niet in geschil is dat de garage en de woning zijn gebouwd in overeenstemming met de daartoe verleende bouwvergunning. De raad heeft naar zijn stellen beoogd de garage en woning als zodanig te bestemmen. De garage en de woning vallen naar stellen van de raad voorts volledig binnen het bouwvlak. Gelet op de ter zitting bij de digitale verbeelding gegeven toelichting ziet de Afdeling geen aanleiding om aan de juistheid van het standpunt van de raad te twijfelen. Voor zover de garage en woning niet voldoen aan de maatvoering van artikel 17, lid 17.2.3, van de planregels zijn deze gebouwen ingevolge artikel 22, lid 22.1, van de planregels als zodanig toegestaan in het plan. Anders dan [appellant] meent komt met betrekking tot de planologische regeling aan de kadastrale ondergrond geen betekenis toe. Nu de garage en de woning als zodanig zijn bestemd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
Het betoog faalt.
2.2. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2011
45-656.