ECLI:NL:RVS:2011:BU8853

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104066/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Arnhem inzake mediation en besluitvorming door dagelijks bestuur Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 25 februari 2011. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep dat [appellant] had ingesteld tegen een brief van het dagelijks bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, gedateerd 6 oktober 2010. In deze brief reageerde het dagelijks bestuur op e-mailberichten van [appellant] en stelde het dat alle correspondentie over de mediation via de mediator diende te verlopen.

[Appellant] was van mening dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de brief van het dagelijks bestuur geen besluit bevatte. Hij betoogde dat de rechtbank had miskend dat zijn e-mailbericht van 24 september 2010 wel degelijk een verzoek om een besluit inhield. De rechtbank had echter overwogen dat het e-mailbericht geen verzoek bevatte om een bevoegdheid, recht of verplichting voor anderen te doen ontstaan of teniet te doen, en dat de brief van het dagelijks bestuur niet gericht was op het in het leven roepen van enig rechtsgevolg.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 december 2011 behandeld en geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de brief van het dagelijks bestuur geen besluit bevatte en dat het dagelijks bestuur niet onterecht het bezwaar van [appellant] naar de rechtbank had doorgestuurd. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201104066/1/H3.
Datum uitspraak: 21 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 25 februari 2011 in zaak nr. 10/3678 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, voorheen het dagelijks bestuur van Hulpverlening Gelderland Midden (hierna: het dagelijks bestuur).
1. Procesverloop
Bij brief van 6 oktober 2010 heeft het dagelijks bestuur op e-mailberichten van [appellant] gereageerd.
Bij uitspraak van 25 februari 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het door [appellant] tegen die brief bij haar ingestelde beroep kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2011, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij e-mailbericht van 24 september 2010 heeft [appellant] bij het dagelijks bestuur geïnformeerd of het het standpunt van degene die tussen [gemachtigde] en het dagelijks bestuur als mediator optreedt dat het een gemiste kans is om niet alle samenhangende problemen in de mediation te behandelen deelt en het verzocht de voor mediation gestelde voorwaarden te heroverwegen.
Het dagelijks bestuur heeft zich in de brief van 6 oktober 2010 op het standpunt gesteld dat alle correspondentie over de mediation via de mediator dient te verlopen en voor zijn standpunt over een financiële vergoeding naar het verslag van het mediationoverleg van 21 september 2010 verwezen.
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat het e-mailbericht van 24 september 2010 geen verzoek bevat om een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen en derhalve geen verzoek om een besluit te nemen. De brief van het dagelijks bestuur bevat daarom geen besluit, aldus de rechtbank.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat het dagelijks bestuur het door hem gemaakte bezwaar ten onrechte naar de rechtbank heeft doorgestuurd, nu het wist dat de brief van 6 oktober 2010 geen besluit bevat. Daarmee heeft het de rechtbank onnodig belast en hem op onnodige kosten gejaagd, aldus [appellant]. Verder heeft het ten onrechte voorgewend dat hij naast belanghebbende, partij was bij de mediation.
Ook heeft de rechtbank miskend dat hij met het e-mailbericht van 24 september 2010 wilde bereiken dat de vertegenwoordigers van het dagelijks bestuur bij de mediation een ruimer mandaat kregen, de behandeling van de klachten die hij bij het dagelijks bestuur heeft ingediend voor de duur van de mediation zou worden opgeschort, als ze bij die mediation zouden worden behandeld en dat het van de verzekeringsmaatschappij van VGGM toestemming zou vragen om over schadevergoeding te onderhandelen.
2.3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het e-mailbericht van [appellant] van 24 september 2010 geen verzoek bevat om een besluit te nemen. Het daarin vervatte verzoek ziet niet op de uitoefening van enige publiekrechtelijke bevoegdheid. Dat de medation mogelijk mede de uitoefening van enige publiekrechtelijke bevoegdheid als voorwerp had, maakt dat niet anders.
De rechtbank heeft evenzeer terecht overwogen dat de brief van het dagelijks bestuur van 6 oktober 2010 geen besluit bevat. De brief is niet op het in het leven roepen van enig rechtsgevolg gericht.
Dat het dagelijks bestuur, als gesteld, het door hem gemaakte bezwaar ten onrechte naar de rechtbank heeft doorgestuurd, zij daardoor onnodig is belast en hij onnodig kosten heeft gemaakt, ziet niet op de vraag of de brief van 6 oktober 2010 een besluit inhoudt en kan reeds daarom niet leiden tot het oordeel dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van het bij haar daartegen ingestelde beroep.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2011
176-622.