ECLI:NL:RVS:2011:BU8871

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201110416/2/H4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.G. Drupsteen
  • R. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met revisievergunning voor pluimveehouderij te Kootwijkerbroek

Op 10 augustus 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van Barneveld een revisievergunning verleend aan [vergunninghouder] voor een pluimveehouderij aan de [locatie] te Kootwijkerbroek. Dit besluit werd op 12 augustus 2011 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] op 23 september 2011 beroep ingesteld, waarbij de gronden van het beroep op 10 oktober 2011 zijn aangevuld. Tevens heeft [verzoeker] de voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De behandeling van het verzoek vond plaats op 9 december 2011, waar [verzoeker] in persoon en bijgestaan door mr. A. van Diermen, en het college vertegenwoordigd door S. van der Hoek, aanwezig waren.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 in werking is getreden, maar dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding. De voorzitter heeft geconcludeerd dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig is. Dit is gebaseerd op het feit dat de vereiste bouwvergunning voor de uitbreiding van de stal nog niet is aangevraagd, waardoor het spoedeisend belang ontbreekt.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en is de beslissing op 15 december 2011 in het openbaar uitgesproken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201110416/2/H4.
Datum uitspraak: 15 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,
en
het college van burgemeester en wethouders van Barneveld,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 augustus 2011 heeft het college aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een pluimveehouderij aan de [locatie] te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld. Dit besluit is op 12 augustus 2011 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 september 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 10 oktober 2011.
Bij eerstgenoemde brief heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 december 2011, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. A. van Diermen, en het college, vertegenwoordigd door S. van der Hoek, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht van de Invoeringswet Wabo volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.
2.3. Het college stelt dat het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat geen spoedeisend belang aanwezig is.
2.3.1. Bij het bestreden besluit is een revisievergunning verleend voor een pluimveehouderij. Ten behoeve van de verandering van de inrichting wordt stal D uitgebreid. Voor deze uitbreiding van de stal is een bouwvergunning nodig.
2.3.2. In artikel 20.8 van de Wet milieubeheer is, voor zover hier van belang, bepaald dat een besluit als hier aan de orde - waarin de vergunning betrekking heeft op het veranderen van een inrichting, welke verandering tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet - niet eerder in werking treedt dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.
2.3.3. Vaststaat dat de vereiste bouwvergunning nog niet is aangevraagd. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 december 2009 in zaak nr.
200908229/2/M2) ontbreekt, nu nog geen bouwvergunning is aangevraagd, het spoedeisend belang.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2011
163-684.