ECLI:NL:RVS:2011:BU8875

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105141/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • D.A.B. Montagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor woninguitbreiding in Uden en bezwaar van appellant

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin het beroep van appellant tegen de verleende bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Uden ongegrond werd verklaard. De bouwvergunning, verleend op 20 oktober 2010, betreft de uitbreiding van een woning aan de Kerkstraat 51 te Uden. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, wat door het college op 8 februari 2011 ongegrond werd verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 1 december 2011 behandeld. Appellant betoogde dat de voorzieningenrechter had miskend dat de bouwvergunning niet kon worden verleend omdat de bouwaanvraag niet voldeed aan de indieningsvereisten en dat er geen vergunning was voor het gebruik van de aanbouw als horecabedrijf. De Raad overweegt echter dat het college voldoende gegevens had om de vergunning te verlenen en dat de aangevoerde bezwaren van appellant niet opgingen. De Raad bevestigt dat de bouwvergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan en dat de uitbreiding van de woning niet leidt tot een tekort aan parkeerplaatsen.

De Raad van State concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de voorzieningenrechter. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 21 december 2011.

Uitspraak

201105141/1/H1.
Datum uitspraak: 21 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Uden,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 april 2011 in zaken nrs. 11/852 en 11/853 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Uden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2010 heeft het college aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het vergroten van een woning aan het perceel Kerkstraat 51 te Uden.
Bij besluit van 8 februari 2011 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van
20 oktober 2010, onder aanvulling van de motivering daarvan, in stand gelaten.
Bij uitspraak van 8 april 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
[vergunninghouder] heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 december 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. E. Brandwijk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens verscheen daar [vergunninghouder].
2. Overwegingen
2.1. Naar aanleiding van het betoog van [appellant] met betrekking tot de op grond van de Monumentenverordening 1994 verleende monumentenvergunning en het ontbreken van een vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet, wordt overwogen dat deze procedure slechts betrekking heeft op de verleende bouwvergunning. Hetgeen [appellant] buiten het kader van de bouwvergunning heeft aangevoerd, moet in dit geding buiten beschouwing blijven.
2.2. Voor zover [appellant] heeft betoogd dat voor het bouwplan een vergunningplicht ingevolge de Wet milieubeheer dan wel een meldingsplicht ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer bestaat, heeft hij dat betoog niet nader onderbouwd. Het betoog faalt derhalve.
2.3. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat op de van de bouwaanvraag deel uitmakende bouwtekeningen de kelder ontbreekt en de maten niet zijn weergegeven, zodat het college, gelet op het bepaalde in het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (hierna: Biab), niet op de aanvraag heeft kunnen besluiten.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 31 maart 2010 in zaak nr.
200907785/1/H1) volgt uit het enkele feit dat niet is voldaan aan de indieningsvereisten, zoals gesteld bij het Biab, niet dat de bouwvergunning om die reden niet in stand kan blijven. Het is aan het bestuursorgaan om te beoordelen of voldoende gegevens en bescheiden zijn ingediend om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen. Voor het oordeel dat het college zich in dit geval niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het over voldoende gegevens en bescheiden beschikte om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen, heeft de voorzieningenrechter in het beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden. Daartoe wordt overwogen dat op de bouwtekening een schaal is weergegeven zodat geen onduidelijkheid over de afmetingen bestaat en dat het bouwplan niet ziet op de kelder.
2.4. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Woningwet, zoals dat gold ten tijde van belang en voor zover hier van belang, moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening of het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan.
Ingevolge het bestemmingsplan "Centrum" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Erf" met de aangrenzende bestemming "Centrum voorzieningen klasse A".
Ingevolge artikel 6, lid A, van de planvoorschriften zijn de op de kaart als "Centrum voorzieningen klasse A, bloknummer 3" aangewezen gronden, voor zover hier van belang, bestemd voor:
a. in de eerste bouwlaag van de gebouwen:
- detailhandelsbedrijven, dienstverlenende bedrijven, kantoren, horecabedrijven en woningen;
- (…).
b. in de bovengelegen bouwlagen van de gebouwen:
- woningen.
met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en open terreinen, met dien verstande, dat waar aan deze bestemming op de kaart de aanduiding:
- "bloknummer 3" is gegeven, voor de eerste bouwlaag van de gebouwen geldt, dat:
* (…);
* de bedrijfsoppervlakte van horecabedrijven in totaal ten hoogste 400 m² mag bedragen;
* de vloeroppervlakte van woningen in totaal ten hoogste 600 m² mag bedragen.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder r, wordt in deze voorschriften onder horecabedrijf verstaan een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte die blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk bedoeld is voor snackbar, café, bar, disco, dans- of nachtgelegenheid, bistro, restaurant en/of hotel alsmede aanverwante bedrijvigheid.
Ingevolge artikel 35, lid A, zijn de op de kaart als "Erf" aangewezen gronden bestemd voor erven ten dienste van de aangrenzende bestemmingen, met de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken.
Ingevolge lid B, aanhef, mogen op de als zodanig bestemde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid A genoemde bestemmingen worden gebouwd.
Ingevolge artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening van de gemeente Uden (hierna: de bouwverordening) zoals dit luidde ten tijde van het besluit op bezwaar, moet, indien de omvang en/of de bestemming en/of het gebruik van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte beschikbaar zijn en blijven.
2.5. Bij brief van 29 juni 2011 heeft het college een revisietekening van 28 juni 2011 overgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 10 december 2008 in zaak nr.
200801404/1) is voor een wijziging van ondergeschikte aard van een bouwplan geen nieuwe bouwaanvraag vereist. De wijziging op de bouwtekening ten opzichte van de bouwvergunning van 20 oktober 2010 betreft het gewijzigd uitvoeren van de toiletruimte, waarin één toilet in plaats van twee zijn ingetekend. Deze wijziging is in verhouding tot het gehele bouwplan van beperkte omvang en strekking, in bouwkundig opzicht niet ingrijpend en gelet op de ongewijzigde verschijningsvorm van het gebouw uit planologisch oogpunt niet van betekenis. Onder deze omstandigheid wordt overwogen dat, anders dan [appellant] betoogt, de wijziging van ondergeschikte aard is, zodat deze bij de beoordeling van het geschil in hoger beroep kan worden betrokken.
2.6. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het college de vergunning had moeten weigeren omdat de aanbouw van de woning mede zal worden gebruikt als restaurant, althans als eetgelegenheid en onderwijsinstituut voor het geven van kooklessen, welk gebruik niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Dit volgt volgens [appellant] zowel uit de van de bouwaanvraag deeluitmakende bouwtekeningen, als uit het door hem overgelegde uitreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Voorts voert hij aan dat, gelet op het beoogde gebruik, het bouwplan ten onrechte niet voorziet in het benodigde aantal parkeerplaatsen.
2.6.1. Het betoog van [appellant] dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het bouwplan, gelet op het door hem gestelde gebruik, in strijd is met het bestemmingsplan, faalt, reeds omdat het bestemmingsplan zich niet tegen de oprichting van bebouwing ten behoeve van onder meer horecabedrijven op het perceel verzet.
2.6.2. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat het bouwplan, gelet op het daarmee beoogde gebruik, leidt tot een tekort aan parkeerplaatsen, overweegt de Afdeling als volgt.
De uitbreiding voorziet, gezien de gewijzigde bouwtekening, in de aanbouw van een toilet en een eetkamer aan de achterzijde van de woning op de begane grond. Blijkens de aanvraag neemt de bebouwde oppervlakte na uitvoering van de werkzaamheden toe met 30 m² en blijft het gebruik van het bouwwerk beperkt tot wonen. De voorzieningenrechter heeft in het betoog van [appellant] terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat [vergunninghouder], met een gemiddelde van twee en een half keer per maand, gezamenlijk met vrienden en/of kennissen, anders dan hobbymatig kookt. Dat [vergunninghouder] met zijn eenmanszaak "[naam bedrijf]" staat ingeschreven in de Kamer van Koophandel, leidt niet tot een ander oordeel, nu [vergunninghouder] ter zitting genoegzaam heeft toegelicht zijn eenmanszaak te hebben ingeschreven, teneinde extern te verrichten werkzaamheden met betrekking tot het maken van etiketten voor de voedingsmiddelenbranche te kunnen factureren. Evenmin is aannemelijk geworden dat de extra vaatwasser in de kelder wordt gebruikt voor ander dan normaal huishoudelijk gebruik.
Gezien het bouwplan en nu niet aannemelijk is geworden dat het gaat om meer dan hobbymatige activiteiten, heeft de voorzieningenrechter met juistheid overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ten behoeve van het bouwplan niet hoeft te worden voorzien in extra parkeerplaatsen. Het bouwplan is derhalve niet in strijd met artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening.
Het betoog faalt.
2.7. Voor zover [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat, nu de totale vloeroppervlakte van woningen in "bloknummer 3" reeds meer bedraagt dan 600 m², het college gehouden was de bouwvergunning te weigeren, wordt als volgt overwogen. De aanbouw valt buiten de op de plankaart rood gemarkeerde bestemming "Centrum voorzieningen klasse A", welke gronden zijn aangeduid als "bloknummer 3" waarvoor het bebouwingsmaximum is vastgesteld. Er is geen aanknopingspunt voor het oordeel dat "bloknummer 3" meer omvat dan bedoelde op de plankaart rood gemarkeerde bestemming. Het betoog faalt derhalve.
2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2011
374-713.