201110881/1/R4 en 201110881/2/R4.
Datum uitspraak: 28 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kinderdagverblijf Bim Bam B.V., gevestigd te Naaldwijk, gemeente Westland,
appellante,
de raad van de gemeente Westland,
verweerder.
Bij besluit van 30 augustus 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Woerdblokeiland te Naaldwijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Bim Bam bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 oktober 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 oktober 2011, heeft Bim Bam de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bim Bam en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 november 2011, waar Bim Bam, vertegenwoordigd door mr. J.L. Zijlma, advocaat te Den Haag, haar [directeur] en [manager], en de raad, vertegenwoordigd door J.E.G. Dekker, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord woningcorporatie Arcade, vertegenwoordigd door mr. V.H. Wagner, advocaat te Rotterdam, en [projectleider].
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. De raad stelt dat de beroepsgronden die zien op het parkeren in het plangebied niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat deze beroepsgronden niet steunen op een tegen het ontwerpplan bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
2.2.1. De voornoemde beroepsgronden van Bim Bam hebben betrekking op het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied (V-VB)". Het beroep van Bim Bam, voor zover gericht tegen de vaststelling van dit plandeel, steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door Bim Bam gestelde omstandigheid dat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan onbekend was welke parkeernormen gehanteerd werden en hoeveel parkeerplaatsen in het plangebied gerealiseerd zouden worden. In de plantoelichting behorende bij het ontwerpplan wordt reeds aangegeven dat in het plangebied minimaal 146 parkeerplaatsen gerealiseerd worden en wordt verwezen naar de door de gemeente opgestelde parkeerbalans, versie 29 september 2010, die als bijlage 2 behorende bij de toelichting met het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen.
Het beroep van Bim Bam, voor zover gericht tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied (V-VB)", is derhalve niet-ontvankelijk.
2.3. Het plangebied ligt aan de noordzijde van de kern Naaldwijk en maakt deel uit van de grote woningbouwlocatie Woerdblok. Het plan voorziet in vier ronde woongebouwen met een variërende bouwhoogte van vier tot acht bouwlagen waarin ongeveer 125 woon- en zorgappartementen gerealiseerd worden. Het plan voorziet verder in maatschappelijke voorzieningen, zoals een kinderdagverblijf, apotheek en huisartsenpraktijk.
2.4. Het beroep van Bim Bam is voorts gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" en de aanduiding "maximale bouwhoogte 27 m" en tegen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk (M)" en de aanduidingen "maximale bouwhoogte 16 m", "maximale bouwhoogte 18 m" en "maximale bouwhoogte 21 m". Zij voert allereerst aan dat de voorziene hoogbouw niet aansluit bij de omliggende bebouwing, die bestaat uit eengezinswoningen en bedrijfsbebouwing, en verlies van uitzicht tot gevolg heeft. Bim Bam betoogt verder dat het plan in strijd is met de door de raad op 25 september 2007 vastgestelde nota "Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de kernen" (hierna: de nota ruimtelijke ontwikkelingskaders) en de concept Welstandsnota Westland 2010 (hierna: de welstandsnota).
2.4.1. Blijkens de verbeelding is aan een gedeelte van de gronden in het zuiden van het plangebied de bestemming "Wonen (W)" met de aanduidingen "maximale bouwhoogte 27 m", "maatschappelijk" en "gestapeld" toegekend. Blijkens de verbeelding is aan een ander gedeelte van het plangebied de bestemming "Maatschappelijk (M)" met de aanduidingen "maximale bouwhoogte 16 m", "maximale bouwhoogte 18 m", "maximale bouwhoogte 21 m" en "gestapeld" toegekend.
Blijkens de verbeelding in samenhang gelezen met lid 4.2, onder c, en lid 7.2.1, onder c, zijn de maximale bouwhoogtes van de drie voorziene woongebouwen binnen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk (M)" 16 meter, onderscheidenlijk 18 en 21 meter en van het woongebouw binnen het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" 27 meter.
2.4.2. Het kinderdagverblijf van Bim Bam bevindt zich op het perceel De Gouwe 8. De afstand tussen het dichtstbijgelegen bouwvlak van het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" met de aanduiding "maximale bouwhoogte 27 m" en het kinderdagverblijf bedraagt blijkens de verbeelding ongeveer 50 meter.
2.4.3. Niet in geschil is dat het thans aanwezige vrije uitzicht aan de noordoostzijde van het kinderdagverblijf van Bim Bam zal worden beperkt vanwege de nieuwe bebouwing, maar de raad heeft deze beperking in redelijkheid aanvaardbaar kunnen achten, nu sprake is van een locatie in bebouwd gebied en de woongebouwen zijn voorzien op een afstand van minimaal 50 meter van het kinderdagverblijf. Daarbij is mede van belang dat geen blijvend recht op uitzicht bestaat.
2.4.4. Wat betreft het betoog van Bim Bam dat bouwwerken van 16 meter, onderscheidenlijk 18, 21 en 27 meter hoog niet passen in de omgeving en afbreuk doen aan het karakter van het gebied, overweegt de voorzitter dat uit de plantoelichting volgt dat gekozen is voor hoogbouw op de desbetreffende plek, omdat het plangebied aan de hoofdentree van de grote woningbouwlocatie Woerdblok en op een bijzondere plaats ligt ten opzichte van het direct ten oosten gelegen bedrijventerrein en het noordelijk gelegen kassengebied. Tevens volgt uit de toelichting dat de toekomstige bebouwing, in het bijzonder het bouwwerk van 27 meter, een herkenningspunt vormt binnen de stedenbouwkundige structuur van Woerdblok en omgeving en de entree van de wijk markeert. Dat de hoogbouw afwijkt van de bestaande karakteristiek is derhalve een bewuste keuze van de raad. De voorzitter ziet in hetgeen Bim Bam heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid deze keuze heeft kunnen maken.
Voor zover Bim Bam wijst op de nota ruimtelijke ontwikkelingskaders, overweegt de voorzitter dat hieruit volgt dat onder meer het plangebied wordt aangemerkt als een suburbaan woonmilieu met rustige woonwijken. Volgens de nota ruimtelijke ontwikkelingskaders moet hoogbouw stedenbouw¬kundig een opwaardering geven aan de identiteit, herkenbaarheid en oriëntatie binnen Naaldwijk en zorgvuldig worden toegepast. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat Bim Bam niet aannemelijk heeft gemaakt dat de voorziene bebouwing in het plangebied in strijd is met de uitgangspunten van de nota ruimtelijke ontwikkelingskaders. Ten aanzien van het betoog van Bim Bam dat het plan in strijd is met de welstandsnota, overweegt de voorzitter dat de raad bij de vaststelling van het plan geen rekening heeft hoeven houden met de welstandsnota. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat de welstandsnota ten tijde van de vaststelling van het plan nog niet was vastgesteld.
2.5. Bim Bam betoogt voorts dat in Naaldwijk de behoefte aan extra kinderopvang ontbreekt en dat haar belangen onvoldoende in de besluitvorming zijn betrokken.
2.5.1. In de nota "Ruimtelijk kader kinderopvang" van de gemeente Westland van 30 augustus 2011 staat dat aan de hand van het berekeningsmodel van het Sociaal Cultureel Planbureau is berekend dat in Naaldwijk in 2009 behoefte was aan 94 extra kindplaatsen voor kinderopvang en 104 extra kindplaatsen voor buitenschoolse opvang. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er behoefte is aan de kinderopvang. Daarbij wordt van belang geacht dat ter zitting door de raad is toegelicht dat het plangebied in een nieuwbouwwijk ligt waar veel jonge gezinnen wonen. Voor zover Bim Bam betoogt dat sinds 2009 voldoende kindplaatsen zijn gerealiseerd om te voorzien in de behoefte en dat hiermee bij de vaststelling van het plan geen rekening is gehouden, overweegt de voorzitter dat de raad ter zitting onweersproken heeft gesteld dat thans nog steeds verzoeken voor kindplaatsen bij de gemeente binnenkomen en er wachtlijsten voor kinderopvang bestaan. Hetgeen Bim Bam heeft aangevoerd, geeft voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de belangen van Bim Bam onvoldoende heeft onderkend en onvoldoende bij het bestreden besluit heeft betrokken.
2.6. Voorts betoogt Bim Bam dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet is gewaarborgd. Zij voert daarbij aan dat de bijdrage van de gemeente van € 500.000,- ten behoeve van de realisatie van het plan moet worden aangemerkt als ongeoorloofde staatsteun en dat het plan leidt tot een aanzienlijk aantal verzoeken om planschade. Verder betoogt Bim Bam dat de voorziene zorgappartementen worden gefinancierd middels een bijdrage op grond van de Wet toegelaten zorginstellingen (hierna: WTZi) en deze bijdrage vervalt indien de zorgappartementen niet per 1 januari 2013 gerealiseerd zijn. Nu volgens haar zeker is dat deze appartementen niet voor die datum gerealiseerd zijn, kan er geen financiering op grond van de WTZi plaatsvinden.
2.6.1. De raad heeft ter zitting verklaard dat Arcade, die projectontwikkelaar van het plangebied is, indien er - anders dan de raad meent - al sprake zou zijn van verboden staatssteun doordat de gemeente het woonrijp maken van de openbare ruimte financiert, het als zodanig aangemerkte bedrag zal terugbetalen en het project desondanks zal uitvoeren. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van Arcade deze verklaring nogmaals volledig en zonder enig voorbehoud onderschreven en daarbij benadrukt dat het plan door haar zal worden uitgevoerd, ook in geval ontvangen staatssteun door haar zou moeten worden terugbetaald. Niet aannemelijk is dat Arcade over onvoldoende middelen zou beschikken om het plan uit te voeren. Voor zover Bim Bam betoogt dat niet van de bijdrage op grond van de WTZi kan worden uitgegaan, overweegt de voorzitter dat ter zitting onweersproken door Arcade is gesteld dat de deadline van 1 januari 2013 per 2012 komt te vervallen en daar in de toekomst geen rekening meer mee hoeft te worden gehouden. Gelet hierop heeft Bim Bam niet aannemelijk gemaakt dat niet van de bijdrage op grond van de WTZi kan worden uitgegaan.
In de anterieure overeenkomst die tussen Arcade en de gemeente is gesloten, staat voorts dat Arcade zich verplicht alle vergoedingen van planschade voor haar rekening te nemen.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan voldoende is gewaarborgd.
2.7. Voor het overige heeft Bim Bam zich in het beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze.
In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. Bim Bam heeft in beroep geen redenen aangevoerd waarom deze weerlegging onjuist zou zijn.
2.8. In hetgeen Bim Bam heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" en de aanduiding "maximale bouwhoogte 27 m" en het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk (M)" en de aanduidingen "maximale bouwhoogte 16 m", "maximale bouwhoogte 18 m" en "maximale bouwhoogte 21 m" strekken ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep, voor zover ontvankelijk, is ongegrond. Gelet hierop ziet de voorzitter geen aanleiding in te gaan op het betoog van de raad dat artikel 1.9 van de Crisis- en herstelwet ten aanzien van enkele beroepsgronden van toepassing is.
2.9. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied (V-VB)";
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
III. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Melse
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2011