ECLI:NL:RVS:2012:BV0104

Raad van State

Datum uitspraak
4 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010816/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • M.F.N. Pikart-van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Bosscheweg en ontvankelijkheid van appellanten

Op 4 januari 2012 deed de Raad van State uitspraak in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bosscheweg (deelgebied 2 Wellestraat-West)" dat op 16 september 2010 door de raad van de gemeente Laarbeek was vastgesteld. Appellant sub 1, wonend te Beek en Donk, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, evenals appellant sub 2 en anderen. De Raad van State heeft de ontvankelijkheid van appellant sub 2 en anderen beoordeeld en geconcludeerd dat zij geen belanghebbenden zijn, omdat zij op een afstand van meer dan 250 meter van het plangebied wonen en geen nadelige gevolgen van het plan hebben kunnen aantonen. Hun beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard.

Het beroep van appellant sub 1 richtte zich tegen wijzigingen in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpplan. Hij betoogde dat een strook grond, die eerder een groenbestemming had, nu ten onrechte de bestemming "Bedrijventerrein (BT)" heeft gekregen. De Raad van State oordeelde dat de raad onvoldoende rekening had gehouden met de zorgvuldigheidseisen bij het vaststellen van het bestemmingsplan. De Raad concludeerde dat het besluit van de raad voor een deel van het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein (BT)" niet deugdelijke motivering had en vernietigde dit besluit. De Raad gelastte ook dat de raad het griffierecht aan appellant sub 1 vergoedt. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en de noodzaak voor een goede motivering bij bestemmingsplannen.

Uitspraak

201010816/1/R3.
Datum uitspraak: 4 januari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Beek en Donk, gemeente Laarbeek,
2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Beek en Donk, gemeente Laarbeek,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Laarbeek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bosscheweg (deelgebied 2 Wellestraat-West)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 november 2010, en [appellant sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2011, waar [appellant sub 1], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.C.D. van Wetten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een planologisch regime voor een westelijk deelgebied van het bedrijventerrein Bemmer. Het plan maakt onder meer uitbreiding mogelijk van het bestaande bedrijventerrein ter plaatse van een voormalig afwateringskanaal.
Ontvankelijkheid
2.2. [appellant sub 2] en anderen wonen op een afstand van ten minste 250 m van de door hen bestreden bedrijfsbestemming. Nu zij vanuit hun percelen geen zicht hebben op het plangebied en zij niet hebben kunnen aangeven welke nadelige gevolgen de verwezenlijking van het plan voor hen kan hebben, is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.
2.3. De conclusie is dat [appellant sub 2] en anderen geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en dat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, geen beroep kunnen instellen.
Het beroep van [appellant sub 2] en anderen is niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 1]
2.4. Het beroep van [appellant sub 1] is gericht tegen een tweetal ambtshalve wijzigingen die de raad heeft vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan. In de eerste plaats keert hij zich tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein (BT)" voor een strook grond die ligt in het zuidelijke deel van het perceel [locatie]. Blijkens de ontwerpverbeelding was aan deze strook grond een groenbestemming toegedacht. Deze strook grond heeft [appellant sub 1] naar eigen stellen verkocht opdat daar een groensingel kon worden ingericht om te kunnen dienen als buffer naar zijn perceel toe. Tegen de nadien gevolgde illegale ingebruikname van deze strook grond voor bedrijfsdoeleinden had het gemeentebestuur moeten optreden, aldus [appellant sub 1].
2.4.1. De enkele verwijzing van de raad naar het feitelijke gebruik van de strook grond in het zuidelijke deel van het perceel [locatie] voor bedrijfsdoeleinden kan niet zonder meer worden gevolgd. Dit standpunt gaat er, zeker waar voorheen een andere bestemming gold en niet zonder meer duidelijk is of bedoeld gebruik legaal was, aan voorbij dat bij de toekenning van een bestemming ook andere, ruimtelijk relevante, factoren en een afweging van alle daarbij betrokken belangen een rol dienen te spelen. Nu de raad daaraan voorbij is gegaan, is het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein (BT)", voor zover het betreft dit plandeel, onzorgvuldig voorbereid.
In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft een gedeelte van het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein (BT)" voor een strook grond die ligt in het zuidelijke deel van het perceel [locatie], is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep van [appellant sub 1] is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.4.2. [appellant sub 1] betoogt verder dat het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein (BT)" voor een strook grond ten zuiden van het perceel [locatie] ten onrechte niet is voorzien van een bouwvlak. Op andere plaatsen is in het plan voor het leggen van het bouwvlak een afstand van vijf meter tot de zijdelingse perceelsgrens aangehouden en in verband met de bij de ontwerpverbeelding ingetekende groenbestemming kon het bouwvlak ten zuiden van het perceel [locatie] op een afstand van twee meter van de perceelsgrens worden gelegd, aldus [appellant sub 1]. De ontwerpverbeelding sloot hierbij aan.
2.4.3. Blijkens de verbeelding is in andere delen van het plan bij de begrenzing van het bouwvlak een afstand van vijf meter tot de zijdelingse perceelsgrens aangehouden. In verband hiermee is niet zonder meer duidelijk dat deze afstand niet ook langs de grens met het perceel [locatie] dan wel de in de ontwerpverbeelding ingetekende groenbestemming kon worden aangehouden. Dat, zoals de raad heeft gesteld, aan de westzijde van het plangebied een afstand van zeven meter is aangehouden, maakt dit niet anders nu het daar niet gaat om een zijdelingse perceelsgrens. Het vaststellen van dit gedeelte van het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein (BT)" is derhalve onvoldoende gemotiveerd.
In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft een gedeelte van het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein (BT)" voor een strook grond ten zuiden van het perceel [locatie] niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient, in zoverre, wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.5. Ten aanzien van [appellant sub 2] en anderen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Ten aanzien van [appellant sub 1] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 1] gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Laarbeek van 16 september 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bosscheweg (deelgebied 2 Wellestraat-West)", voor zover het betreft de vaststelling van twee gedeelten van het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein (BT)" ter plaatse van het perceel [locatie], zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Laarbeek aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2012
45-629.
<HR>
Kaart