ECLI:NL:RVS:2012:BV0593

Raad van State

Datum uitspraak
11 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012365/1/H4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • P.A. Offers
  • F.C.M.A. Michiels
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling voorschriften vergunning tankstation en LPG-opslag door college van burgemeester en wethouders van Harlingen

In deze zaak gaat het om een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Harlingen, dat op 4 november 2010 de voorschriften heeft aangevuld die verbonden zijn aan de vergunning voor een tankstation, verleend aan Kuwait Petroleum (Nederland) B.V. Deze vergunning, die oorspronkelijk op 8 oktober 1990 was verleend krachtens de Hinderwet, betreft de opslag en verkoop van LPG aan de Stationsweg 8 te Harlingen. Het besluit tot aanvulling van de voorschriften werd op 11 november 2010 ter inzage gelegd. De Stichting v/h De Bouwvereniging en de Maritieme Academie Harlingen (MAH) hebben hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij op 22 december 2010 hun beroep indienen.

Tijdens de zitting op 5 december 2011 zijn de appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat en enkele andere personen, en het college, vertegenwoordigd door een ambtenaar en een ingenieur, verschenen. Ook Kuwait Petroleum (Nederland) B.V. was als partij aanwezig. De appellanten stelden dat het college niet had mogen volstaan met het beperken van de doorzet van LPG tot beneden de 500 m3 per jaar, en dat de vergunning voor de LPG-activiteiten ingetrokken moest worden vanwege de gevolgen voor de externe veiligheid. Het college had eerder, op 25 januari 2011, een verzoek van de appellanten om intrekking van de vergunning afgewezen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen geconcludeerd dat het beroep van de Stichting en MAH ongegrond is. De Afdeling oordeelde dat de beroepsgrond van de appellanten, dat intrekking van de vergunning noodzakelijk was, faalde, vooral omdat er al een eerdere uitspraak was gedaan die het beroep ongegrond verklaarde. De beslissing van de Afdeling was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 11 januari 2012.

Uitspraak

201012365/1/H4.
Datum uitspraak: 11 januari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting v/h De Bouwvereniging en de Maritieme Academie Harlingen (hierna: de Stichting en MAH), beide gevestigd te Harlingen,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Harlingen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2010 heeft het college de voorschriften, verbonden aan de bij besluit van 8 oktober 1990 aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kuwait Petroleum (Nederland) B.V. krachtens de Hinderwet verleende vergunning voor een tankstation inclusief de opslag en verkoop van LPG aan de Stationsweg 8 te Harlingen aangevuld. Dit besluit is op 11 november 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben de Stichting en MAH bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting en MAH hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op 5 december 2011 ter zitting gevoegd behandeld met zaak nr.
201104234/1, waar de Stichting en MAH, vertegenwoordigd door mr. E. Broeren, advocaat te Breda, en H.A.L. Mintjes en J.J. van Weerlee, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J.L. Kremer, werkzaam bij de gemeente, en ing. K. Bokma, zijn verschenen. Voorts is Kuwait Petroleum (Nederland) B.V., vertegenwoordigd door J. Hogenboom en E. Prins, als partij gehoord.
Na de behandeling ter zitting heeft de Afdeling de zaken weer gesplitst.
2. Overwegingen
2.1. Bij het bestreden besluit is, voor zover hier van belang, voorgeschreven dat de doorzet van LPG beneden de 500 m3 per jaar dient te blijven.
2.2. Het beroep van de Stichting en MAH komt er in de kern op neer dat het college niet heeft mogen volstaan met het beperken van de doorzet van LPG, omdat vanwege de gevolgen voor de externe veiligheid het noodzakelijk zou zijn de vergunning voor zover het de LPG-activiteiten betreft in te trekken.
2.2.1. Bij besluit van 25 januari 2011 heeft het college een verzoek van de Stichting en MAH om intrekking van de vergunning vanwege de gevolgen voor de externe veiligheid afgewezen. Bij uitspraak van heden, in zaak nr.
201104234/1, heeft de Afdeling het door hen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Reeds gelet hierop faalt de beroepsgrond dat intrekking van de vergunning noodzakelijk is.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van der Zijpp
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2012
262-693.