201105726/2/H4.
Datum uitspraak: 11 januari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Aalten,
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Bij besluit van 31 maart 2011 heeft de staatssecretaris aan [appellante] een last onder dwangsom opgelegd wegens het in strijd met artikel 4 van het Productenbesluit asbest, gelezen in samenhang met artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, hergebruiken van asbesthoudende dakplaten.
Bij besluit van 31 juli 2011, verzonden op 1 augustus 2011, heeft de staatssecretaris het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 augustus 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 2 september 2011.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2011, waar [appellante], vertegenwoordigd haar [directeur], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.J. Kerssemakers, drs. P.G.C. van Gemert en ing. R. Dobbelsteen, zijn verschenen.
2.1. De staatssecretaris heeft volgens het besluit van 31 maart 2011 geconstateerd dat [appellante] binnen haar inrichting asbesthoudende dakplaten heeft verwijderd en een deel daarvan opnieuw heeft gebruikt als dakdekking van een aanbouw aan een stal alsook voor het dichten van gaten op plaatsen waar voorheen luchtkokers stonden. De staatssecretaris heeft gelast de gevolgen van deze overtredingen ongedaan te maken door de hergebruikte asbesthoudende dakplaten te verwijderen. Bij het besluit op bezwaar van 31 juli 2011 heeft de staatssecretaris de last onder dwangsom gehandhaafd.
2.2. [appellante] bestrijdt niet dat zij asbesthoudende dakplaten heeft hergebruikt binnen haar inrichting. Volgens haar treedt de staatssecretaris echter ten onrechte handhavend op, omdat het verbod van hergebruik als bedoeld in artikel 4 van het Productenbesluit betrekking heeft op asbesthoudende producten afkomstig van buiten de inrichting en niet, zoals in dit geval, op asbesthoudende dakplaten die van gebouwen binnen de inrichting afkomen en opnieuw binnen dezelfde inrichting worden toegepast.
2.2.1. Ingevolge artikel 4 van het Productenbesluit asbest is het verboden asbest of asbesthoudende producten te vervaardigen, in Nederland in te voeren, voor handen te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen, toe te passen of te bewerken.
Ingevolge artikel 5, aanhef en onder a, is het verbod, bedoeld in artikel 4, niet van toepassing voorzover dit betrekking heeft op: het voorhanden hebben of aan een ander ter beschikking stellen van een product dat rechtmatig op de markt is gebracht of waarin asbest of een asbesthoudend product rechtmatig is toegepast en dat voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds geïnstalleerd of in bedrijf was, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
2.2.2. Uit artikel 5, aanhef en onder a, van het Productenbesluit asbest volgt dat het verbod uit artikel 4 niet geldt voor, in dit geval, het voorhanden hebben van een asbesthoudend product dat rechtmatig is toegepast en dat voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds geïnstalleerd was. Volgens de nota van toelichting bij het Productenbesluit asbest (Stb. 2005, 6, p. 35) geldt deze uitzondering tot het moment dat de producten worden verwijderd, tenzij andere regelgeving tot verwijdering verplicht. Anders dan [appellante] veronderstelt, heeft deze uitzondering geen betrekking op het opnieuw toepassen van verwijderde asbesthoudende dakplaten, ook niet indien deze dakplaten binnen dezelfde inrichting wordt hergebruikt. De staatssecretaris heeft derhalve handhavend kunnen optreden.
2.3. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4. [appellante] voert aan dat er bijzondere omstandigheden bestaan op grond waarvan de staatssecretaris behoorde af te zien van handhavend optreden. Volgens haar zijn de asbesthoudende dakplaten stevig gehecht, zodat deze beter kunnen blijven liggen. [appellante] stelt dat bij het verwijderen van de hergebruikte asbesthoudende dakplaten extra vezels zullen vrijkomen, hetgeen de volksgezondheid niet ten goede komt.
2.4.1. In het besluit op bezwaar stelt de staatssecretaris dat losse vezels asbest vrijkomen van verweerde dakplaten als gevolg van weersinvloeden, alsmede dat tijdens de inspecties is geconstateerd dat, gelet op de staat van de hergebruikte asbesthoudende dakplaten, asbestvezels kunnen vrijkomen. Dit standpunt wordt ondersteund door de door de staatssecretaris overgelegde foto's van de daken van [appellante] In de stelling van [appellante] dat bij de verwijdering van de asbesthoudende dakplaten een explosie aan vezels vrijkomt, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het in dat geval beter is voor de volksgezondheid om de hergebruikte dakplaten waarvan asbestvezels kunnen vrijkomen, te laten liggen. De verwijdering van de asbesthoudende dakplaten dient op grond van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 bovendien plaats te vinden door een gecertificeerd bedrijf. Gelet op het voorgaande bestaat in het door [appellante] gestelde geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de staatssecretaris van handhavend optreden behoorde af te zien. De staatssecretaris heeft de last onder dwangsom derhalve terecht opgelegd en in het besluit op bezwaar terecht gehandhaafd.
2.5. [appellante] stelt dat de door de staatssecretaris opgelegde last onder dwangsom onvoldoende bepaald is, omdat niet concreet is aangeduid om welke dakplaten het gaat. Volgens haar wordt ten onrechte slechts voor één stal met foto's aangegeven om welke dakplaten het gaat.
2.5.1. De last onder dwangsom houdt, kort gezegd, in dat [appellante] de door haar hergebruikte asbestplaten dient te verwijderen. Zij luidt als volgt:
"Concreet betekent dit, dat alle platen, die zijn gebruikt om de nieuwe aanbouw te bedekken, zijn hergebruikt en dat deze platen moeten worden verwijderd (zie de bijlage bij deze brief met foto's en bijbehorende beschrijving).
Verder moeten alle platen, die zijn gebruikt om de gaten af te dichten waar vroeger luchtkokers stonden, worden verwijderd, tenzij het transparante platen zijn of NT-platen (nieuwe techniek platen die zijn voorzien van een keurmerk dat ze asbestvrij zijn). Dit geldt voor alle schuren, dus ook voor de schuren waar geen foto's van zijn bijgevoegd bij deze brief en waaraan geen aanbouw is aangebouwd."
2.5.2. Zoals de voorzitter in zijn uitspraak van 15 september 2011 in zaak nr.
201105726/3/H4heeft overwogen, volgt uit de last duidelijk dat zij betrekking heeft op alle voor de aanbouw hergebruikte asbesthoudende dakplaten en op alle hergebruikte asbesthoudende dakplaten die liggen op gaten waar vroeger asbestluchtkokers stonden, ongeacht het bouwwerk. Van de last zijn transparante platen of platen met een asbestvrij keurmerk uitgezonderd. De Afdeling ziet geen aanleiding voor een ander oordeel en acht de last voldoende bepaald. Dat, zoals [appellante] stelt, voor slechts één dak met behulp van foto's is aangegeven om welke dakplaten het gaat, doet niets aan dit oordeel af. Het toevoegen van dergelijke foto's aan de last is niet verplicht en het feit dat dit voor één dak is gedaan, brengt niet mee dat dit ook voor de overige daken zou moeten worden gedaan.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.T. de Jong, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. De Jong
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2012