ECLI:NL:RVS:2012:BV1169

Raad van State

Datum uitspraak
18 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104310/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • A.J. Kuipers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied, derde herziening en de bestemming Wonen - Salonwagen

Op 15 februari 2011 heeft de raad van de gemeente Geldermalsen het bestemmingsplan "Buitengebied, derde herziening" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben vier appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten verzetten zich tegen de bestemming "Wonen - Salonwagen" op een specifiek perceel, omdat zij een bestemming wensen die een additionele vrijstaande woning mogelijk maakt. Ze betogen dat de raad de uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2009 in een vergelijkbare zaak miskent en dat een vrijstaande woning landschappelijk beter past dan een salonwagen. De raad stelt echter dat de gekozen bestemming in lijn is met het gemeentelijk beleid om verstening van het buitengebied tegen te gaan en dat de bestemming "Wonen - Salonwagen" tegemoetkomt aan de behoefte aan tijdelijke huisvesting.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 18 januari 2012 behandeld. De appellanten hebben hun bezwaren uiteengezet, maar de raad heeft zijn standpunt verdedigd. De Afdeling overweegt dat de raad niet gehouden was om een woonbestemming voor een additionele vrijstaande woning toe te kennen, en dat de gekozen bestemming in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening. De appellanten hebben ook bezwaar gemaakt tegen de gebiedsaanduiding "boomgaarden niet toegestaan" in het plangebied, maar de raad heeft aangegeven dat deze aanduiding noodzakelijk is in verband met gezondheidsrisico's door het gebruik van bestrijdingsmiddelen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling geoordeeld dat de raad in redelijkheid de belangen van de woningbouw zwaarder kon laten wegen dan de belangen van de appellanten. De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard, en het besluit van de raad is in stand gehouden. De uitspraak benadrukt het belang van een goede ruimtelijke ordening en de afweging van verschillende belangen in het kader van bestemmingsplannen.

Uitspraak

201104310/1/R2.
Datum uitspraak: 18 januari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1a] en [appellant sub 1b], beiden wonend te [woonplaats], gemeente Geldermalsen,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Geldermalsen,
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats], gemeente Geldermalsen,
4. [appellant sub 4], wonend te [woonplaats], gemeente Geldermalsen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Geldermalsen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, derde herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 april 2011, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2011, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2011, en [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Versteegh en Overdijk hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2011, waar [appellanten sub 1], bijgestaan door mr. J.G.M. van Mierlo, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 3], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 4], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. F. Schmidt, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
Het plan
2.1. Het plan voorziet, voor zover van belang, in de bestemming "Wonen - Salonwagen" op het perceel [locatie] te [plaats] en in een verbodszone voor boomgaarden aan de zuidzijde van de Blankertseweg te Meteren ten behoeve van de ontwikkeling van een woonwijk.
De bestemming "Wonen - Salonwagen"
2.2. [appellanten sub 1] verzetten zich tegen de bestemming "Wonen - Salonwagen" op het perceel [locatie] te [plaats]. Zij wensen een bestemming die een additionele vrijstaande woning mogelijk maakt op het perceel. [appellanten sub 1] betogen dat de raad door de gekozen wijze van bestemmen de uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2009 in zaak nr.
200706723/1/R1over het vorige bestemmingsplan miskent. Voorts stellen zij dat een vrijstaande woning landschappelijk beter past op deze locatie dan een salonwagen.
Verder beroepen zij zich op het gelijkheidsbeginsel nu de locatie [locatie 2] te [plaats] in een vergelijkbaar geval een woonbestemming heeft gekregen. Voorts wijzen zij er op dat volgens een bestemmingsplan dat in voorbereiding is woonwagens een oppervlakte mogen hebben van maximaal 60% van de oppervlakte van het kavel, terwijl het plan voor het perceel [locatie] de oppervlakte van de salonwagen beperkt tot 35 m2.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de Afdeling in genoemde uitspraak niet heeft geoordeeld dat aan het perceel een woonbestemming voor een additionele vrijstaande woning moet worden toegekend. Hij acht een additionele reguliere woonbestemming niet gewenst, omdat daardoor meer bebouwing dan in de huidige situatie zou zijn toegestaan, hetgeen niet in overeenstemming is met het gemeentelijk streven om verstening van het buitengebied tegen te gaan en met het oorspronkelijke doel van het object als noodwoning. De gekozen bestemming op maat komt tegemoet aan het huidige regelmatige gebruik als huurwoning voor personen met behoefte aan tijdelijke huisvesting.
2.2.2. Overwegingen 2.7.3 en 2.8 van voornoemde uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2009 luiden, voor zover van belang, als volgt:
"In het woonregister van Rumpt wordt reeds in 1972 melding gemaakt van een salonwagen nabij [locatie 3]. Gelet hierop moet het er voor worden gehouden dat de stacaravan dateert van vóór de tervisielegging van het ontwerp van de partiële herziening van het voorheen geldende plan aangaande het bouwovergangsrecht op 17 maart 1986 en dientengevolge onder het [lees: de] werkingssfeer van dit bouwovergangsrecht viel. De stacaravan is thans, gelet op artikel 18 van de planvoorschriften, wederom onder de werkingssfeer van het bouwovergangsrecht gebracht. […] De Afdeling overweegt dat het uitsluitend mogelijk is om de stacaravan onder het bouw- en het gebruikovergangsrecht te brengen, indien aannemelijk is dat de stacaravan binnen de planperiode zal worden verwijderd en het gebruik daarvan binnen de planperiode zal worden beëindigd. De stukken geven er geen blijk van dat hiernaar onderzoek is verricht. […] Het beroep van [appellanten sub 1] is gegrond, zodat het besluit van het college dient te worden vernietigd voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan voormeld plandeel. De Afdeling ziet aanleiding om goedkeuring aan dit plandeel te onthouden."
Uit deze uitspraak volgt niet dat de raad gehouden was aan het desbetreffende perceel een woonbestemming voor een additionele vrijstaande woning toe te kennen.
2.2.3. Niet weersproken is dat een bestemming "Wonen" met een bouwvlak voor een vrijstaande woning afbreuk doet aan het streven om verstening in het buitengebied tegen te gaan. Voor zover [appellanten sub 1] betogen dat een vrijstaande woning landschappelijk beter zou passen dan een salonwagen, overweegt de Afdeling dat de raad hierin, wat hiervan ook zij, geen grond behoefde te zien om van dit streven af te wijken.
2.2.4. Ten aanzien van de door [appellanten sub 1] gemaakte vergelijking met de locatie [locatie 4] wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de thans aan de orde zijnde situatie omdat het bij die locatie ging om de sanering van een heel perceel, waarbij de bewoning werd teruggebracht tot één woning, terwijl [appellanten sub 1] de mogelijkheid van een additionele vrijstaande woning wensen. In hetgeen zij hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellanten sub 1] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
2.2.5. Ten aanzien van de door [appellanten sub 1] gemaakte vergelijking met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie, omdat in het door [appellanten sub 1] genoemde bestemmingsplan een regeling is opgenomen voor een woonwagencentrum, terwijl de salonwagen een alleenstaande wagen is op een perceel met daarnaast een vrijstaand huis. In hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellanten sub 1] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
2.2.6. In hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluitonderdeel anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van [appellanten sub 1] is ongegrond.
De gebiedsaanduiding "boomgaarden niet toegestaan"
2.3. [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] stellen dat ten onrechte de gebiedsaanduiding "boomgaarden niet toegestaan" is opgenomen in het plangebied aan de zuidzijde van de Blankertseweg te Meteren, langs welke weg ter plaatse de plangrens loopt. Zij voeren aan dat met hun belangen onvoldoende rekening wordt gehouden, omdat zij door de aldus ingestelde "spuitzone" van 50 meter ten behoeve van de voorgenomen woonwijk "De Plantage" ten noorden van de Blankertseweg te Geldermalsen, in hun bedrijfsvoering worden geschaad. Door het plan kunnen namelijk gronden die tijdelijk braak liggen niet meer worden ingeplant met fruitopstanden en worden delen van bestaande boomgaarden ongeschikt gemaakt voor gebruik. Voorts komen bedrijfsgebouwen waar handelingen met spuitmiddelen worden verricht, zoals ontvangst, opslag, afvullen, mengen en reinigen van de spuit, binnen de zone te liggen, alsook de wendakker waarvandaan spuitmiddelen kunnen verwaaien. [appellant sub 3] stelt dat het plan bovendien een onevenredige waardevermindering van zijn bedrijf tot gevolg zal hebben.
Voorts stellen [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat de voorgenomen woonwijk ten koste zal gaan van hun bedrijfsvoering en inkomen, omdat deze woonwijk in de nabijheid van hun bedrijfsinrichtingen zal komen te liggen. Overlast die hierdoor ontstaat, kan tot gevolg hebben dat zij in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
2.3.1. De raad stelt dat de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk ten noorden van de Blankertseweg vereist dat een zone van 50 meter wordt gevrijwaard van boomgaarden in verband met de gezondheidsrisico's door het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De door [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] voorgestelde opschuiving van de nieuwe woonwijk 50 meter in noordelijke richting is volgens de raad niet haalbaar, omdat hierdoor een zo groot aantal woningen niet zal kunnen worden gerealiseerd dat de exploitatie van de woonwijk in gevaar komt.
De raad stelt verder dat de gebiedsaanduiding slechts een beperkte oppervlakte van in totaal ongeveer 0,7 hectare aan bestaande boomgaarden van [appellant sub 3] bestrijkt, dat [appellant sub 2] geen en [appellant sub 4] slechts ongeveer 40 m2 aan bestaande boomgaarden binnen de gebiedsaanduiding heeft. Voorts stelt de raad dat de bedrijfsvoering met betrekking tot bestaande boomgaarden kan worden voortgezet onder het overgangsrecht. De raad heeft ter zitting aangegeven de intentie te hebben om overeenkomsten met de eigenaren van bestaande boomgaarden te sluiten omtrent de beëindiging van de teelt ter plaatse. Hierover zijn momenteel onderhandelingen gaande, maar deze hebben nog niet tot concrete overeenkomsten geleid, aldus de raad. Zo nodig zal volgens de raad tot onteigening worden overgegaan. Eventuele schade die [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] zullen lijden, zal volgens de raad worden gecompenseerd.
2.3.2. De in geding zijnde gronden hebben in het bestreden plan de bestemming "Landelijk gebied II".
Ingevolge artikel 5, eerste lid, eerste alinea, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied, eerste herziening", dat door het plan wordt gewijzigd, zijn, voor zover van belang, de gronden bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, vierde alinea, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied, eerste herziening" is, voor zover van belang, onder het doel 'uitoefening van het agrarisch bedrijf' niet begrepen:
- boom- en heesterkwekerij en fruitteelt in de vorm van nieuwe boomgaarden binnen een afstand van 50 m van woningen.
Artikel 11, lid 11.1, zesde bolletje, van de regels van het bestreden plan wijzigt het geldende bestemmingsplan als volgt: in artikel 5, eerste lid, vierde alinea, wordt na het eerste gedachtestreepje een nieuw gedachtestreepje ingevoegd:
- boom- en heesterkwekerij en fruitteelt in de vorm van boomgaarden ter plaatse van de aanduiding "boomgaarden niet toegestaan".
2.3.3. Tussen partijen is niet in geschil dat in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen, langs woningen een spuitzone van 50 meter is vereist waarbinnen geen boomgaarden mogen worden gesitueerd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat de voornemens voor de woonwijk "De Plantage" aan de noordzijde van de Blankertseweg zodanig concreet zijn dat de raad met deze woonwijk rekening diende te houden bij het opstellen van het bij het bestreden besluit vastgestelde plan.
Voorts stelt de Afdeling vast dat binnen het kader van het in de planregels vervatte overgangsrecht bestaande boomgaarden kunnen worden voortgezet. Daarnaast mochten nieuwe boomgaarden reeds onder het geldende plan niet binnen een afstand van 50 meter van bestaande woningen worden geplaatst en kon een gedeelte van de gedurende langere tijd braak liggende gronden reeds onder dat plan niet met nieuwe boomgaarden worden beplant. De Afdeling acht de omvang van de gronden waarvan het bestreden plan de mogelijkheid verhindert om fruitbomen te planten relatief beperkt. Het gebruik dat [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] van hun bedrijfsgebouwen en wendakkers kunnen maken wordt door de aanduiding niet geraakt. Gelet op het voorgaande kon de raad in redelijkheid meer gewicht toekennen aan de met de voorgenomen woningbouw gediende belangen dan aan de belangen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4].
Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van het bedrijf van [appellant sub 3] betreft, heeft de raad aangeboden eventuele schade volgens de daarvoor geldende regels te vergoeden en bestaat ook overigens geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zo ernstig is dat daaraan overwegende betekenis toekomt.
2.3.4. Voor zover [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] aanvoeren dat de voorgenomen woonwijk een beperking zal betekenen voor hun bedrijfsvoering, wordt overwogen dat deze beroepsgrond zich niet richt tegen het bij het bestreden besluit vastgestelde plan, maar tegen het voor de woonwijk vast te stellen plan, zodat deze grond in de onderhavige procedure niet aan de orde kan komen.
2.3.5. In hetgeen [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluitonderdeel anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Deze beroepen zijn ongegrond.
Proceskosten
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2012
271-723.