201102570/1/R3.
Datum uitspraak: 18 januari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant sub 1a] en [appellant sub 1b] (hierna in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te [woonplaats], gemeente Hilvarenbeek,
appellanten,
het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek,
verweerder.
Bij besluit van 21 december 2010 heeft het college het wijzigingsplan "Bouwblokvergroting/vormverandering Ontginningsweg 21 Haghorst" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 januari 2012, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door drs. B. van der Padt, bijgestaan door ing. C. van der Veer en V. Voigt LLB, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord J. [partij], bijgestaan door I. Spapens-Reijnders.
2.1. Het wijzigingsplan is gebaseerd op artikel 8, lid 8.6, onder 8.6.1, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" en voorziet in de vergroting en vormverandering van het bestaande agrarische bouwblok ter plaatse van het perceel Ontginningsweg 21 (hierna: het perceel) te Haghorst. Met het wijzigingsplan wordt beoogd de bouw van nieuwe pluimveestallen mogelijk te maken.
2.2. [appellant] richt zijn beroep tegen de in het plan vervatte vergroting en vormverandering van het bouwblok op het perceel. In dit verband voert hij aan dat het college in het verleden ten onrechte een milieuvergunning heeft afgegeven en dat hem de mogelijkheid is ontnomen om bezwaar te maken tegen de milieuvergunning. Voorts betoogt [appellant] dat de aan de milieuvergunning verbonden voorschriften niet worden nageleefd waardoor het akoestisch onderzoek en de toets ten aanzien van de luchtkwaliteit berusten op onjuiste aannames. In dit verband voert hij aan dat de ventilatoren, die in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden zijn blijven zitten, vooral tijdens de avond- en nachturen op volle kracht draaien. Het akoestisch onderzoek is verder ondeugdelijk, nu dit onderzoek is verricht in opdracht van [partij], de exploitant van de pluimveehouderij ter plaatse. Tot slot acht hij de wijze waarop ter plaatse dieren worden gehouden dieronvriendelijk.
2.2.1. Ten behoeve van de voor de vergroting en vormverandering van het bouwblok op het perceel benodigde milieuvergunning heeft M&A Milieuadviesbureau BV onderzoek verricht naar de te verwachten geluidhinder, opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek industrielawaai Ontginningsweg 21, Haghorst" van 23 augustus 2006 (hierna: het rapport). Vervolgens zijn bij de in rechte onaantastbare milieuvergunning van 26 februari 2008 voorschriften omtrent de grenswaarden voor het maximale geluidniveau op de omliggende woningen, waaronder de woning van [appellant] aan de [locatie], vastgelegd. Voor zover [appellant] zijn beroep richt tegen de milieuvergunning en voor zover hij aanvoert dat de voorschriften uit de milieuvergunning niet worden nageleefd stelt de Afdeling voorop dat de milieuvergunning zelf en de handhaving daarvan in deze procedure niet ter beoordeling staan. Mocht zich ten aanzien van de naleving van de voorschriften een probleem voordoen, dan kan [appellant] een verzoek om handhaving richten aan het gemeentebestuur.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college het rapport niet ten grondslag heeft mogen leggen aan het bestreden besluit en dat bij de uitbreiding niet kan worden voldaan aan de in de milieuvergunning verbonden grenswaarden. Dat [partij] aan M&A Milieuadviesbureau BV opdracht heeft verleend tot het verrichten van genoemd akoestisch onderzoek, leidt niet tot een ander oordeel, nu [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het rapport hierdoor niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De door [appellant] gestelde overtreding ten aanzien van de ventilatoren is, zoals hiervoor overwogen, een handhavingskwestie die buiten deze procedure staat.
2.2.2. Voor zover [appellant] aanvoert dat het wijzigingsplan niet voldoet aan de grenswaarden ten aanzien van de luchtkwaliteit, overweegt de Afdeling dat artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer, het kader biedt voor de beoordeling van de gevolgen voor de luchtkwaliteit voor de uitoefening of de toepassing van de in het tweede lid van dit artikel opgesomde bevoegdheden en wettelijke voorschriften. In het tweede lid van dat artikel 5.16 zijn geen bevoegdheden en wettelijke voorschriften opgenomen die thans aan de orde zijn, namelijk de vaststelling van een wijzigingsplan. Derhalve is artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer in dit geval niet van toepassing.
Overigens blijkt uit het door R&S Advies opgestelde rapport "Duurzame locatie toets wijzigen bouwblok Ontginningsweg 21" dat als gevolg van de vergroting en vormverandering van het bouwblok de bij de vaststelling van een bestemmingsplan in acht te nemen grenswaarden inzake luchtkwaliteit niet worden overschreden. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze conclusie onjuist is.
2.2.3. Voor zover [appellant] betoogt dat de wijze waarop ter plaatse dieren worden gehouden dieronvriendelijk is, overweegt de Afdeling dat de bescherming van de levensomstandigheden van dieren primair zijn grondslag vindt in andere wetgeving dan de Wro. Van ruimtelijke relevante omstandigheden is in dit geval niet gebleken.
2.3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2012